Back

Artikel

Home

Waarom het Nederlandse pensioensysteem tegen een stootje kan

7 nov 2008
Dossiers: Pensioen
Onderwerpen: Financiële markten, Pensioen, Vergrijzing
De oude dag van complete generaties vraagt om een robuust pensioenfonds-systeem dat tegen een stootje kan. Het Nederlandse pensioensysteem is één van de betere, zo niet het beste systeem ter wereld. Daarom is het goed dat de toezichthouder - De Nederlandsche Bank - vasthoudt aan de dekkingsgraad van 105 procent. Niet om nog meer paniek te zaaien, maar wel om zichtbaar te maken hoe belangrijk het is dat een pensioenfonds zijn beleggingsbeleid zo inricht dat het tegen een stootje kan.

Pensioenfondsen financieren niet alleen de oude dag van honderdduizenden Nederlanders, maar zij, verdienen ook geld. Met dat geld kunnen ze onder meer de inflatie compenseren; geld wordt immers ieder jaar minder waard. Tot nu toe ging dat prima. Maar sinds de kredietcrisis rommelt het: ten eerste verdienen de pensioenfondsen op het moment helemaal geen geld; ze verliezen geld. De beurzen zijn ingestort en de rente daalt. Intussen stijgt de inflatie - dit jaar tot circa 3 procent. Eind oktober werden de kwartaalcijfers gepresenteerd. Uit de verklaringen van president Wellink van DNB voor de Vaste Kamercommissie Financiën op donderdag 30 oktober bleek dat de gemiddelde dekkingsgraad van alle Nederlandse pensioenfondsen was gedaald tot 109 procent en dat de dekkingsgraad van “veel” pensioenfondsen was gezakt beneden de 105 procent. In figuur 1 kan men zien hoe hoog de dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen in 2007 en een groot deel van 2008 was en hoe de kredietcrisis de dekkingsgraad aantast, mocht het gemelde percentage van 109 door Wellink gelden voor het derde kwartaal van 2008.

Figuur 1: Gemiddelde dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen, 2007-2008

* De dekkingsgraad voor het derde kwartaal is nog onbekend en is hier op 109 procent geprikt.

Bron: DNB

Wat kunnen pensioenfondsen doen om de golfbewegingen van de markt voor te zijn, terwijl we blijven weten wat ze waard zijn - ook weer op diezelfde markt?

Wat doet een pensioenfonds

Een pensioenfonds beheren is enerverend werk. Het is een opeenstapeling van dilemma's: aan de ene kant wil het fonds de premies voor de deelnemers zo laag mogelijk houden, aan de andere kant zullen gepensioneerden willen dat de uitkeringen zo hoog mogelijk zijn. Het lijkt op een goocheltruc: ergens zo min mogelijk instoppen om er zoveel mogelijk uit te halen. Daarnaast is het voor een pensioenfonds erg belangrijk om kapitaal achter de hand te hebben. De verliezen die pensioenfondsen lijden moeten gedekt zijn door een vermogensbuffer. Die buffer moet groot genoeg zijn om normale beleggingsrisico's over een periode van een jaar te kunnen dragen. Hoe groot de buffer is, hangt af van het beleggingsrisico dat het fonds neemt. Voor het berekenen van de buffer wordt het begrip dekkingsgraad gebruikt: dit is de verhouding van de markwaarde van de beleggingen ten opzichte van de marktwaarde van de verplichtingen. Het meerdere boven 100 procent is de vermogensbuffer. Gemiddeld is een buffer 25 procent vereist. Zodra de dekkingsgraad onder de 125 procent zakt, moet het pensioenfonds dit te melden bij De Nederlandsche Bank. Het fonds moet in dat geval een herstelplan indienen waaruit blijkt hoe dit zogenoemde reservetekort binnen een periode van vijftien jaar kan worden opgelost. Bovendien moet er altijd minimaal circa vijf procent meer vermogen in huis zijn dan het bedrag dat het fonds denkt te gaan uitkeren. Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds lager is dan 105 procent, gaat er bij De Nederlandsche Bank een bel rinkelen. Het fonds moet dan komen uitleggen hoe ze de komende drie jaar hun beleggingen gaan beheren om ervoor te zorgen dat er in het vervolg wel een redelijke vermogensbuffer overblijft.

Niet in paniek raken

Met die dekkingsgraad is het afgelopen weken dus goed mis gegaan. Moeten de pensioenfondsen nu in paniek raken? Nee, want zelfs een strenge toezichthouder als De Nederlandsche Bank zal de fondsen in dit stadium niet dwingen tot acute aandelenverkoop. Ten eerste omdat gedwongen verkoop - op het moment dat de koersen op een historisch dieptepunt staan - de kans op herstel in de toekomst aanzienlijk zal verminderen. Stelt die dekkingsgraad en daarmee het toezicht door de Nederlandsche Bank nog wel wat voor? Reken maar.

Nieuwe helderheid

Sinds een paar jaar wil De Nederlandsche Bank tot op de euro nauwkeurig weten wat de verplichtingen van het pensioenfonds waard zijn als het morgen op de markt gebracht zou worden. Dat zorgt voor helderheid, want als je het vermogen in geld uitdrukt, kun je het afzetten tegen de verplichtingen (de pensioenuitkeringen). Dat is het voordeel. Maar het zou in deze barre tijden ook wel eens voor nare verrassingen kunnen zorgen. Want als men rekent op die nieuwe manier, dan laten de gekelderde beurskoersen van de afgelopen maanden ook de pensioenfondsen drastisch in waarde dalen. Dat kan erg vervelend zijn, bijvoorbeeld voor de balans van bedrijven die eigenaar zijn van een pensioenfonds. Want op die manier wordt het hele bedrijf plotseling een stuk minder waard. Maar ook algemene pensioenfondsen komen erdoor in de problemen.

Pensioenfondsen houden niet van schommelingen. Als je er vanuit gaat dat de rente nooit constant is, zal het duidelijk zijn dat een pensioenfonds iedere dag iets minder of iets meer waard is. Hierdoor gaat volgens het nieuwe systeem ook de hoogte van de premies op en neer. En dat zorgt voor onrust op de pensioenmarkt; heel lastig voor een branche die het moet hebben van rust en stabiliteit op de lange termijn. Om grote schommelingen en opwinding te voorkomen, mogen pensioenfondsen van De Nederlandsche Bank een soort gefixeerde rekenrente gebruiken om de hoogte van hun premies en hun uitkeringen te bepalen. Hun feitelijke waarde is uiteraard gebaseerd is op de geldende rente die van dag tot dag kan fluctueren. En die ingebouwde stabiliteit is maar goed ook: in het licht van de kredietcrisis zou voor de meeste werknemers in Nederland hun pensioenpremie nu al onbetaalbaar zijn geworden - als hij gebaseerd zou zijn op de huidige lage marktrentes.

Grote getallen en een lange adem

Als een gepensioneerde in Nederland heb je recht op een nominaal pensioen. Dat is een vast bedrag in euro's. Maar de fondsen proberen ook om pensioenen jaarlijks te laten meegroeien met de gemiddelde prijs- of loonstijging. De premie die zij hiervoor innen bij werkgevers en werknemers is meestal te laag om deze ambitie altijd te kunnen garanderen, simpelweg omdat mensen geen zin hebben om zoveel van hun inkomen in hun pensioen te stoppen. Pensioenfondsen kunnen hun ambities daarom uitsluitend waarmaken door die relatief lage premies slim te investeren in beleggingen die flink in waarde kunnen stijgen - of dalen. Doordat pensioenfondsen de financiële oude dag van complete generaties Nederlanders beheren, hebben ze een lange adem. En dankzij die lange adem zijn ze in staat om de klappen op te vangen van tegenslag op korte termijn. Bovendien kunnen ze in betere tijden profiteren van winst op risicovolle en minder risicovolle beleggingen.

Het geld dat de pensioenfondsen beheren is als het er op aan komt van de werknemers die er een premie voor betalen. De fondsen mogen erop passen. Ze doen dat over het algemeen stukken beter dan wanneer de gemiddelde werknemer dat op eigen houtje zou moeten sparen en beleggen. Om te beginnen omdat ze er meer verstand van hebben, maar ook omdat ze op heel lange termijn kunnen investeren. Ga maar na: het kost een werknemer tientallen jaren om een pensioen op te bouwen en vervolgens hopelijk ook weer tientallen jaren om de pensioenbesparingen weer terug te krijgen in de vorm van een pensioenuitkering. Al die tijd heeft het pensioenfonds de beschikking over het geld van individuele deelnemers. En zolang je niet van baan verandert, zit je vast aan hetzelfde pensioenfonds. De fondsen kunnen dus in principe rekenen op een geldstroom die doorgaat zolang er mensen werken bij de bedrijven die bij hen zijn aangesloten. Dat betekent dat ze dat geld met een zeker risico kunnen en moeten beleggen, om ervoor te zorgen dat de doelstelling gehaald kan worden tegen een redelijke prijs. Alleen, als men de waarde van die beleggingen afzet tegen het nominale pensioen, dan zal het er het ene jaar een stuk ongunstiger uitzien dan het andere. Risicovol beleggen betekent immers dat een fonds ook wel eens een slag verliest. Voor de lange termijn niet erg, maar voor een marktconforme waardebepaling wel.

Paniek verzwakt de positie nog meer

En nu is - mede dankzij risicovol beleggen zonder voldoende vermogensbuffer - de magische dekkingsgraad van 105 procent door sommige pensioenfondsen overschreden. Zoals gezegd geen reden voor paniek. En zeker geen reden voor verkoop. Aandelenverkoop om de risico's te beperken zou averechts werken; het kost de fondsen nog meer geld en dat bedreigt de stabiliteit op de lange termijn. Waarom? Eenvoudig: als de fondsen aandelen verkopen nu de koersen extreem laag zijn, moeten in de toekomst de premies omhoog om het vermogen aan te zuiveren. Tegenover die hogere premies staan voorlopig geen betere garanties. En wie is bereid om een relatief hoge premie te betalen zonder dat hij kan rekenen op een pensioen dat gelijke tred houdt met de inflatie? In het ergste geval komt hierdoor het voortbestaan van een pensioenfonds in gevaar.

Tijd voor zelfreflectie

Aan de andere kant is overschrijding van de dekkingsgraad een mooi moment om er eens goed voor te gaan zitten: het gezamenlijke vermogen van de pensioenfondsen is sinds 1 januari 2008 geslonken van 700 naar 600 miljard. Op zich is daar wel overheen te komen; op termijn trekken de beurzen weer aan. Dat de dekkingsgraad overschreden wordt, zegt volgens mij veel meer. Kennelijk was de buffer te klein om het risico op te vangen. En fondsen die risicovol beleggen zonder dat er genoeg vermogen tegenover staat, gokken met het geld van de deelnemers. Voor acute verkoop hoeft niemand bang te zijn. Maar het risico dat sommige fondsen genomen hebben, vraagt om deemoedigheid en zelfreflectie. Wat De Nederlandsche Bank verwacht is een herstelplan, waarin duidelijk gemaakt wordt wat de fondsen gaan doen om er binnen drie jaar weer bovenop te komen.

De oude dag van complete generaties vraagt om een robuust systeem dat tegen een stootje kan. Het Nederlandse pensioensysteem is een van de betere, zo niet het beste systeem ter wereld. Daarom is het goed dat De Nederlandsche Bank vasthoudt aan de dekkingsgraad van 105 procent. Niet om nog meer paniek te zaaien, maar wel om zichtbaar te maken hoe belangrijk het is dat een pensioenfonds zijn beleggingsbeleid zo inricht dat het tegen een stootje kan - ook in tijden van financiële kommer en kwel. Ook pensioenfondsen moeten in het vervolg alerter zijn om de golfbewegingen van de markt voor te blijven. Want de slechte tijden zullen net zo min definitief verdwijnen als de goede.

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik