Back

Artikel

Home

Waarom de kloof tussen wetenschap en beleid steeds groter wordt

25 aug 2008
Onderwerpen: Economisch denken, Onderwijs en wetenschap
De kwaliteit van het Nederlandse toegepaste beleidsonderzoek loopt gevaar. Beloning van wetenschappelijke publicaties en ontmoediging van beleidsonderzoek, veramerikanisering en een beperkte aanwas van gepromoveerde beleidseconomen zorgen ervoor dat Nederlandse economen het Nederlandse beleidsdebat uit het oog verliezen.

Tekenen van twijfel

Economie is een toegepaste wetenschap. Jan Tinbergen staat wellicht het meest symbool voor dit idee. In het alom bekende Telgen van Tinbergen uit 1996 stellen Van Dalen en Klamer dat alle door hen geïnterviewde economen “wel iets hebben met die man”. Achter die verering gaan echter “tekenen van twijfel en verkoeling” schuil. Nederlandse economen zouden namelijk de beleidsrelevantie - zeker die voor Nederland - uit het oog hebben verloren. Nu, ruim tien jaar later, ben ik geneigd me aan te sluiten bij deze critici. Waarom?

Constatering 1: Iedereen naar de top

Economen op de universiteiten worden afgerekend op hun zogenaamde A- en B-publicaties. Deze publicaties zijn leidend bij het invullen van hoogleraars- en U(H)D-posities, de onderzoekstijd en NWO-subsidies. De effecten zijn er ook naar: onderzoekers vuren massaal hun papers af op een beperkt aantal toptijdschriften, meestal in de ijdele hoop op succes. Misschien dat gemiddeld per jaar één Nederlandse econoom per toptijdschrift publiceert. Postdocs besteden de beste jaren van hun leven exclusief aan het slijten van hun papers aan toptijdschriften. Gevolg: verspilling van tijd en talent.

Constatering 2: Veramerikanisering

De toonaangevende economische toptijdschriften zijn Amerikaans en daar hoef je in de regel niet aan te komen met het Nederlandse poldermodel of de no-claim korting. Het is beter om Amerikaanse data te gebruiken voor Amerikaanse problemen. Het gevolg is dat academische economen zich weinig roeren in de Nederlandse beleidsdiscussie: de inbreng van analyses die daarvoor geschikt zijn ontbreekt namelijk. Maar het kan nog erger. Denk bijvoorbeeld aan arbeidseconomen die niet weten hoe hoog de werkloosheid is of gezondheidseconomen die niet weten welke activiteiten de AWBZ omvat.

Constatering 3: Weinig aanwas van gepromoveerde beleidseconomen

Het afgelopen decennium is het AiO-landschap in rap tempo geïnternationaliseerd, met tekorten aan Nederlandse AiO's en de Ba-Ma (Bachelor-Master) structuur als belangrijkste aanjagers. Buitenlandse AiO's zien Nederlandse faculteiten als geschikte springplank naar een academische carrière. Tegelijkertijd is de toestroom van gepromoveerde economen naar Nederlandse banen buiten de academische wereld echter sterk afgenomen. Buitenlandse AiO's - de meerderheid van de promovendi - zijn de Nederlandse taal meestal niet ten volle machtig en richten hun vizier op een (internationale) academische carrière. Ook de opleiding zelf heeft weinig van doen met beleidseconomie: een promotie is een proeve van bekwaamheid om te publiceren in academische tijdschriften, niet een proeve van kennis van instituties.

Hoogwaardig, internationaal concurrerend onderzoek is een groot goed. De prijs die we nu echter daarvoor betalen is hoog: verspilling van talent, kenniserosie en het opdrogen van promovendi voor de beleidswereld. Gaan we nu verder op de ingeslagen weg, dan doemt het perspectief op van wetenschappers die alleen elkaar nog vermaken met allerlei hoogstandjes, in een welhaast virtuele wereld. Het gevolg: beleidsmakers krijgen geen kritische feedback meer van de academisch economen en het beleid zal zijn eigen weg gaan.

* Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.

Referenties:

H. van Dalen en A. Klamer, 1996, Telgen van Tinbergen – Het verhaal van de Nederlandse economen, Balans, Amsterdam.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik