Jubelvoorspellingen
Zoals te doen gebruikelijk in de aanloop naar een nieuw jaar, wemelde het ook de afgelopen weken van de voorspellingen over de economische en politieke
vooruitzichten voor 2016 en daarna. Kort samengevat zijn voor ons land de economische vooruitzichten goed, wordt 2016 een ‘topjaar’ sinds in 2008 de
financiële crisis uitbrak, en zijn vooral de binnen- en buitenlandse politieke vooruitzichten onzeker en met de nodige zorg omgeven. Voor de langere
termijn van 5 tot 10 jaar overheersen de voorspellingen die ervan uitgaan dat zo ongeveer alles dan echt fundamenteel anders zal zijn in onze samenleving.
Of het nu om uiteenlopende zaken als de arbeidsverhoudingen, de zorg, de energievoorziening, de (geo)politiek of het bestellen van een loodgieter of taxi
gaat, niets zal over paar jaar meer zijn zoals het nu is en was.
Alles wordt anders
Het zou natuurlijk kunnen dat de Uberisering nog maar in de kinderschoenen staat en tot fundamentele systeemwijzigingen gaat leiden (wij zouden
het niet weten), maar wat hierbij vooral opvalt is de dominante gedachte dat we op een breukvlak verkeren waarin alle oude wetmatigheden niet meer gelden.
Dit idee is niet nieuw. Sterker nog, de voorspelling dat we in bijzondere tijden leven, op de grens van de achterhaalde geschiedenis en de geheel andere
toekomst, valt altijd te beluisteren; elke generatie ziet zichzelf weer opnieuw als cruciaal en uniek draaipunt tussen heden, verleden en toekomst. In zijn
analyse van de door ICT en globalisering aangedreven hoegenaamd ongekende veranderingen op onze arbeidsmarkt, karakteriseert Went (2015) deze neiging de
eigen tijd als allesbepalend te zien terecht als chrono-centrisme. Dit begrip staat voor “ the belief that one’s times are paramount, that other periods pale in comparison. It is a faith in the historical importance of the present”
(Fowles, 1974, p. 65)
Overschatting systeemveranderingen
De wereld verandert ongetwijfeld, maar onderzoek laat zien dat we met z’n allen de neiging hebben aan de lessen uit de economische en politieke
geschiedenis te weinig gewicht toe te kennen, en te snel te concluderen dat “alles anders zal worden”. In hun spraakmakende analyse van ruim 200 jaar
financiële crises laten Reinhart en Rogoff (2009) overtuigend zien hoe aan bijna elke crisis de overschatting van structurele veranderingen ten grondslag
ligt. In hun boek - met de alleszeggende titel This Time is Different (niet dus!) - tonen zij aan dat de financiële crisis van 2008 vooral en
helaas sterk leek op eerdere crises, waarbij telkenmale een veel te groot gewicht wordt toegekend aan structurele veranderingen die excessieve
vermogensprijzen dienen te rechtvaardigen. Tegelijkertijd worden lessen die uit historische crises op dit punt zijn te leren, stelselmatig veronachtzaamd.
Onderschatting eigen positie
De neiging de geschiedenis te vergeten en systeemveranderingen te overschatten, gaat opvallend genoeg samen met een onderschatting van toekomstige
veranderingen als het om de eigen individuele positie gaat. In hun
artikel in Science
noemen Quoidbach, Gilbert en Wilson (2013) dit “the end of history illusion” op het niveau van het individu. In hun onderzoek onder ruim 19.000 mensen in
de leeftijdscategorie van 18-68 jaar werd een schat aan informatie verzameld over individuele voorkeuren, waarden en preferenties. Centraal stond daarbij
de vraag in welke mate men ten opzichte van de afgelopen 10 jaar en de komende 10 jaar was veranderd of verwachtte te gaan veranderen. De belangrijkste
bevinding was dat ongeacht de leeftijd de meeste mensen aangaven 1) veel veranderd te zijn in de afgelopen 10 jaar en 2) juist weinig
veranderingen meer te verwachten in de toekomst. Op het moment van ondervraging was iedereen reeds de persoon geworden die men ook de rest van het leven
zou blijven. Op individueel niveau moge dit wellicht het geval zijn, maar dat zowel jong als oud dit vinden is lastig met elkaar te rijmen, en verraadt
bovendien een nogal ahistorische blik op het eigen bestaan. Immers, het is een perspectief waarbij veranderingen uitsluitend in het verleden liggen, en de
toekomst slechts een voorzetting van de “tegenwoordige ik” is: “
both teenagers and grandparents seem to believe that the pace of personal change has come to a crawl and that they have recently become the people they
will remain. History, it seems, is always ending today
” (p.98).
Correcte toekomstvoorspellingen bestaan
De onderschatting van verandering als het je eigen positie en leven betreft, gaat dus paradoxaal genoeg gepaard met eenzelfde neiging om de structurele of
contextveranderingen in de buitenwereld te overschatten: de stabiele ik in een dynamische wereld. Verandering is blijkbaar iets voor anderen, maar hier
klopt de optelsom van individu naar systeem natuurlijk niet. In de kern ontbreekt het ons dus, zowel met betrekking tot veranderingen voor onszelf als voor
de wereld, aan een historisch perspectief. Zinvolle toekomstvoorspellingen beginnen derhalve met de constatering dat de geschiedenis er juist wel toe doet.
Goede voorspellers weten dit en zij onderscheiden zich door uitvoerig gebruik te maken van - per definitie historische - data. Bovendien blijkt dat goede
voorspellers vooral pragmatisch zijn en bereid zijn om te leren, en dus niet uit gaan van onwankelbare visies of vaste theorieën over de toekomst.
Integendeel, goede voorspellers zijn number crunchers, die op grond van nieuwe informatie in staat zijn hun voorspellingen juist gradueel aan te
passen. Dit is geen pleidooi voor theorie-loze data mining maar wel tegen Grote Meningen die niet stoelen op solide empirisch onderzoek . Onder aanvoering van het baanbrekende werk van de Amerikaanse politicoloog Tetlock weten
we dat goed voorspellen weliswaar lastig, maar bepaald niet onmogelijk is. De beste voorspellingen komen tot stand door zoveel mogelijk relevante data te
gebruiken, dus door gedegen empirisch onderzoek te doen. Verder toont het
onderzoek van Tetlock en co
onder meer aan dat de beste voorspellingen de uitkomst zijn van crowd predictions en dus niet uit de koker komen van één enkele ´futuroloog` of
allesomvattend model. Helaas lijken we met z´n allen in de regel meer te houden van beroemde experts die in de media aan de hand van sweeping statements zonder spoor van twijfel aan ons vertellen hoe de wereld er over 10 jaar totaal anders zal uitzien. Tussen de (publieke)
bekendheid van voorspellers en de juistheid van hun voorspellingen blijkt echter helaas een duidelijke, negatieve afruil te bestaan (zie ook het boek van Silver, “The Signal and the Noise”). Een goed voornemen voor
2016 is dus om de erkende voorspellers wat meer te wantrouwen, en vooral zelf aan de hand van de geschiedenis en de data meer na te denken, door
bijvoorbeeld actief mee te doen aan de good judgement open challenge van Tetlock.
* Voor een discussie over de zin en onzin van data gedreven voorspellingen zie bijvoorbeeld ook de blog van Krugman, 2014 Tarnished Silver.
Referenties
Fowles, J. , 1974, “On Chronocentrism”, Futures, pag. 65-68.
Quiodbach, J., D.T. Gilbert, en T.D. Wilson, 2013, “The End of History Illusion”, Science, 4 januari 2013, pag. 96-98.
Reinhart, C.M. en K.S. Rogoff, 2009, This Time is Different; Eight Centuries of Financial Folly, Princeton UP, Princeton, 469 pag.
Silver, N, 2012, The Signal and the Noise: Why So Many Predictions Fail-but Some Don’t, Penguin. 534 pag.
Tetlock, Ph. en D. Gardner, 2015, Superforecasting: The Art and Science of Prediction, Crown, 352 pag.
Went, R., 2015, bijdrage aan “Robots in het Publiek Debat” in B. ter Weel (red.) “De Match tussen Mens en Machine”, preadviezen KVS 2015, Joh Enschede Amsterdam, pag.53-71.