Back

Artikel

Home

Staatscommissie moet Nederlands pensioenstelsel tegen het licht houden

15 dec 2012
Dossiers: Pensioen
Onderwerpen: Pensioen
Het Nederlandse pensioensysteem behoort tot de beste van de wereld, maar paradoxaal genoeg zetten pensioenfondsbestuurders, overheid en toezichthouders de bijl in dit systeem. Aldus de Amsterdamse econoom Bernard van Praag. Het wordt dan ook tijd dat al deze veelal onnodige en schadelijke maatregelen door een staatscommissie met de frisse blik van buitenlandse experts tot op de bodem worden uitgezocht.

Casinopensioen

Zojuist liet het pensioenfonds Zorg en Welzijn met ongeveer twee miljoen deelnemers weten dat het voornemens is het pensioencontract met haar deelnemers drastisch te willen wijzigen. Zij willen af van een duidelijke pensioenverplichting tot het uitbetalen van een geindexeerd waardevast pensioen en overstappen naar een ‘pensioenambitie’. Het pensioen zou gaan ‘mee-ademen’ met de waarde van de beleggingen. Het is natuurlijk duidelijk dat dit een heel prettige regeling is voor de pensioenfondsbestuurders. Zij hebben nog slechts een inspanningsverplichting om er het beste van te maken. Zit het even of voor langere tijd niet mee, dan zegt men ‘sorry’ tegen de deelnemers en verder gebeurt er niets. De deelnemers, actieven en gepensioneerden zitten met de gebakken peren. Bij een normaal contract kan men tegen zijn leverancier bij wanprestatie dan zeggen dat men naar een concurrent gaat. Voor de deelnemers van Zorg en Welzijn geldt echter dat zij verplicht zijn hun pensioen bij dat fonds op te bouwen en er is geen exit. Het is duidelijk dat deze wijziging impliceert dat op langere termijn elke discipline voor bestuurders overboord gezet wordt. En naar ik vrees ook voor werkgevers en werknemers. De verleiding is voor hen heel sterk om na een aantal goede beleggingsjaren, waarin de reserves goed gestegen zijn, de premie-bijdrage te verlagen, waarna als het weer tegenzit een premie-verhoging zeer moeilijk af te dwingen zal zijn. Het wordt inderdaad een ‘casino –pensioen’.

Waarom deze overgang?

Is het dan zo slecht gesteld met Zorg en Welzijn dat men zulke wanhoopsdaden plant? Het antwoord is hoofdzakelijk ‘ja’ en een beetje ‘nee’. De jaarrendementen bij Zorg en Welzijn liggen volgens eigen opgaven sinds 1970 gemiddeld op ongeveer 9 % van het vermogen. In 2009 werd 17,6 % gescoord, in 2010 12,6% en in 2011 8,4%. In 2012 werd over de eerste twee kwartalen weer 5,5% bijgeschreven. Met het rendement is dus niks mis, ook al schommelt het van jaar tot jaar. Integendeel een groot compliment voor de beleggers is op zijn plaats. Is er dan een te lage premie? Die premie bedraagt nu ongeveer 24 %. Maar die lag in 2001 nog op 5% , wat natuurlijk onverantwoord laag was. In 2006 was de premie naar een meer verantwoord niveau gebracht van 22,5%.

Het grootste probleem met Zorg en Welzijn is dat zij door de minister van Sociale Zaken en De Nederlandsche Bank gedwongen wordt haar positie te waarderen met behulp van een dekkingsgraad, waarbij een discontovoet van circa 2,5 % moet worden gebruikt, terwijl het werkelijke rendement gedurende vele decennia ongeveer 9 % is. Zo kan natuurlijk elk fonds ‘onder water’ gezet worden. Met inachtneming van een zekere prudentie zou een discontovoet van 6 % redelijk zijn. Uitgaande van de vuistregel dat elk procentpunt meer rekenrente de dekkingsgraad met 15 % doet stijgen, zou de dekkingsgraad van Zorg en Welzijn kunnen worden becijferd op ongeveer 145 % in plaats van de armetierige 100%, waarmee De Nederlandsche Bank het pensioenfonds uitdost.

Ik kan niet anders concluderen dan dat het Nederlandse pensioensysteem van zekere pensioenen en pensioenfondsen in welker toezeggingen wij vertrouwen kunnen hebben naar de afbraak gebracht wordt met als bijkomend gevolg dat het arbeidsklimaat voor vele jaren totaal verpest wordt.

Staatscommissie met frisse blik

Het lijkt uitermate gewenst dat een commissie van onafhankelijke wijzen , bijvoorbeeld een Staatscommissie, de hele pensioenproblematiek inclusief de betekenis van het aanvullend pensioen voor de arbeidsmarkt, eens grondig analyseert. De samenstelling van zo’n commissie zal moeilijk zijn. In ieder geval lijkt het niet wenselijk dat deze commissie weer bevolkt wordt door de bekende nationale goeroes en/of de belangenpartijen zoals werkgevers en vakbonden. Zij zullen immers niet in staat zijn hun eerder ingenomen posities kritisch te heroverwegen. Veeleer moet gedacht worden aan een aantal onafhankelijke buitenlandse deskundigen zonder besmet verleden. In de tussentijd lijkt het verstandig geen onberaden stappen te doen, die heel moeilijk meer teruggedraaid kunnen worden.

De hele zaak klemt des te meer, omdat de instandhouding van ons andere pensioensysteem, de AOW, in de naaste toekomst een veel groter probleem wordt dan de aanvullende pensioenen. Het omslagstelsel van de AOW zal immers op grond van de demografische ontwikkelingen binnenkort onhoudbaar blijken; het voorstel van de commissie Van Dijkhuizen om de AOW voor welgestelde ouderen te fiscaliseren preludeert daar reeds op. Ons systeem van aanvullende pensioenen is het beste van de wereld en handhaafbaar. Niet afbreken dus!

* Dit artikel verscheen in gewijzigde vorm in NRC Handelsblad

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik