Belastingplan
De Eerste Kamer velt volgens de huidige planning komende maandag en dinsdag een oordeel over het belastingplan. Volgens hoogleraar Aalt Willem Heringa zou
de senaat als ‘chambre de réflexion’ vooral de rechtmatigheid en uitvoerbaarheid van wetgeving moeten toetsen (FD 24 november). Als de leden van de Eerste
Kamer de moeite nemen om de vele adviezen daarover van de Raad van State,
fiscalisten en de
Nederlandse Orde van Belastingadviseurs
nog eens te lezen kan men maar één conclusie trekken. Het ingediende belastingplan voldoet niet aan de eisen van zorgvuldige wetgeving.
Negeren advies
Deze adviesorganen gaan vooral in op de wijze hoe het kabinet de vermogensbelasting wil gaan inrichten. Voorgesteld wordt om voor vermogens tot één ton het
huidige rendement van 4% te verlagen naar 2,9%, en voor vermogens van meer dan een ton het fictieve rendement te verhogen naar 4,7% en vanaf € 1 miljoen
naar 5,5%. Vernietigend zijn de oordelen daarover. Zo heeft de Raad van State bij zijn advies over het belastingplan aangegeven dat dit plan niet past bij
de huidige fiscale structuur. Bij de belastingherziening 2001 is ervoor gekozen om fictieve inkomsten voor het inkomen uit vermogen te veronderstellen.
Deze werden bepaald op 4% van het vermogen. Een percentage dat tegenwoordig lager is maar de Raad van State heeft aangegeven dat dit ook kan gelden voor
hogere vermogens. Velen (vooral ouderen) beleggen louter in spaartegoeden, omdat zij daarvan moeten leven. Hun netto inkomen komt door dit voorstel onder
grote druk te staan, zodat zij op zoek zullen gaan naar hoog renderende beleggingen met de nodige risico’s.
Verstoring kapitaalmarkt
Eveneens wijst de Raad van State subtiel op de funeste werking van dit voorstel op de kapitaalmarkt en daarmee het groeivermogen van de Nederlandse
economie. Hij herinnert eraan dat destijds een overweging voor een uniform tarief voor alle vermogens was dat tegenover een mogelijk hoger rendement een
fors hoger risico zal staan. Men wilde een zuivere economische afweging niet beïnvloeden door fiscale overwegingen. Nu lijken er vooral politieke
overwegingen aan dit voorstel ten grondslag te liggen. De Raad van State raadt politieke partijen aan om het advies over het belastingstelsel van de commissie-Van Dijkhuizen nog eens te
bestuderen. Zij heeft voorgesteld om het forfaitaire rendementspercentage voor de vermogensbelasting vast te stellen op de gemiddelde rente op een
spaarrekening in de afgelopen vijf jaar.
[1]
Belangrijke overweging daarbij is het voorkomen van belastingarbitrage. Burgers en bedrijven zullen er immers alles aan doen om hun vermogen buiten box 3
te houden als daar een fors hogere belasting tegenover staat. Ook de fiscalist Leo Stevens wees er onlangs op dat deze stapeling van ficties ertoe zal
leiden dat er straks weer allemaal beleggings-bv’s worden opgericht (opgetekend in Van Weezel (2015)).
Juridische risico’s
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs voorziet dat massaal bezwaar zal worden aangetekend tegen de voorgestelde vermogensrendementsheffing. Zij
voorspelt dat het voorgestelde systeem, zonder tegenbewijs, uiteindelijk zal sneuvelen op juridische gronden. Ook ziet zij risico’s voor de schatkist van
het stapelen van fictie op fictie.
[2]
Het argument van sommigen (waaronder de staatssecretaris van Financiën) dat dit voorstel dient als opmaat naar het belasten van feitelijke rendementen
versterkt dit bezwaar juist. Zij ziet minder juridische risico’s als het progressief fictief rendement wordt vervangen door een uniform rendement met een
progressief tarief (eventueel in combinatie met een verhoging van belastingvrije voet).
[3]
Bizar is dat het kabinet in Kamervragen dit voorstel wegwimpelt door te
stellen dat progressiviteit niet het doel is.
[4]
Ook het verhogen van het uniforme fictieve rendement in box 2 naar 5,5% door het amendement van Tweede-Kamerlid Ed Groot zal volgens de orde leiden tot
veel procedures.
[5]
Voorts attendeert zij op de juridische kwetsbaarheid van de voorgestelde verruiming van de schenkingsfaciliteit voor de leeftijd tussen 18 en 40 jaar. Zij
wijst er fijntjes op dat de Hoge Raad een soortgelijke regeling in de scholingsaftrek als leeftijdsdiscriminatie heeft bestempeld.
[6]
Uitvoeringscomplicaties
Eveneens wijst de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op de uitvoeringsaspecten van de ondoorzichtige tariefstructuur, die het gevolg is van onder meer
de afbouw van heffingskortingen. Zij spreekt van een onevenwichtig en uiterst grillig verloop van de marginale tariefstructuur, die voor een bepaalde
inkomensgroep oploopt tot 56 procent.
[7]
Ook het zogenaamde 8-december pakket verandert daar weinig of niets aan. Weliswaar wordt de arbeidskorting (marginaal) trager afgebouwd, maar daar staat tegenover dat de het tarief in de tweede en derde schijf minder
naar beneden gaan dan voorzien.
[8]
Meer in zijn algemeenheid moet worden opgemerkt dat ons fiscale stelsel veel inkomensbeperkende regelingen en heffingskortingen kent, waardoor het stelsel
onnodig ingewikkeld is en de marginale belastingtarieven veel hoger dan nodig zijn (zie Caminada en Gradus (2011)).
[9]
Het uiteindelijke belastingplan doet daar een aanzienlijke schep bovenop.
Verwerping belastingplan
Voldoende redenen voor de Eerste Kamer om dit wetsvoorstel op juridische en uitvoeringsargumenten te verwerpen. Zij geeft daarmee een duidelijk signaal dat
wetgeving niet op een louter politieke afweging gebaseerd moet zijn en dat de € 5 miljard euro lastenverlichting beter besteed kan worden aan een echte
stelselwijziging en vereenvoudiging.
* Dit artikel verscheen eerder in verkorte vorm in het Financieele Dagblad, 9 december 2015.
Eindnoten:
[1]
Zie blz. 70 van het eindrapport.
[2]
Zie hierover ook Gradus (2015). Het is in dit verband opvallend dat het CPB in tegenstelling tot eerdere doorrekeningen van een kapitaalbelasting
weglekeffecten nu niet meeneemt.
[3]
Zie commentaarpunt 2.5
[4]
Zie blz. 38 van de memorie van antwoord aan Eerste Kamer op 4 december jl.
[5]
Zie commentaarpunt 2.6
[7]
Zie commentaarpunt 1.
[8]
Dit komt ook door de andere maatregelen zoals de ouderenkorting, investering duurzaamheid gebouwde omgeving worden gefinancierd door de tarieven
minder te verlagen.
[9]
Volgens een inventarisatie in 2012 gaat het om 118 (!) inkomensbeperkende regelingen en heffingskortingen met een bedrag van 89 miljard euro.
Referenties:
Caminada, K., en R. Gradus, (2011) “Verlaag belastingtarieven door vereenvoudiging belastingstelsel”, Me Judice, 27 november 2011.
Gradus, R. (2015), “Houd die 5 miljard op zak”, Reformatorisch Dagblad, 24 november, www.refdag.nl.
Weezel, T. van (2015), 'Rechtvaardiger belasten kan, als politiek meer durft', de Volkskrant, 2 november 2015.