Back

Artikel

Home

Samenhang in herzien curriculum economie

17 feb 2017
Onderwerpen: Economieonderwijs
blok Een herziening van het economieonderwijs is te organiseren rond het thema ‘relationele economie’. Op deze manier is te voorkomen dat de roep om een grotere diversiteit in het programma leidt tot versnippering. Relationele economie beslaat het continuüm van samenwerking tot concurrentie en gaat in op de vraag wanneer welke vorm van coördinatie voorop staat. Dit stelt Bart Nooteboom.

Onderwijsvernieuwing

Er is momenteel een levendige discussie over vernieuwing van onderwijs in economie. De ideeën vliegen alle kanten op. De recente pre-adviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde illustreren dat. Gaan we naar een pluralisme van benaderingen? Moet er niet ook samenhang en consistentie zijn? Wat zijn de opties?

Economie was duidelijk. Het ging over optimale keuzen in aanwending van schaarse middelen: die moeten gaan naar waar het nut het grootst is (allocatieve efficiëntie). Dat is het best te bereiken via de ‘onzichtbare hand’ van de markt. Die maakt arbeidsdeling mogelijk, wat productief efficiënt is, en geeft concurrentie, die efficiëntie verder verhoogt (productieve efficiëntie), en ook druk tot innovatie (dynamische efficiëntie). Over dat laatste kun je overigens discussiëren. De druk van de markt geeft druk tot eigenbelang, en onder die druk kan altruïsme niet overleven. De kenmerkende methode is deductie op basis van wiskundige modellen met geabstraheerde veronderstellingen van gedrag. Dat gedrag is rationeel, anders kun je geen optimum berekenen, en daarvoor moeten onzekerheden calculeerbaar zijn op basis van waarschijnlijkheden.

Divergentie

Aan al die punten wordt nu gerommeld, maar op verschillende manieren die moeilijk te verenigen zijn. Kijk naar de pre-adviezen van de KVS. Op zes punten zijn er twee tegengestelde standpunten.

Sommigen willen minder modellen, met meer realisme, anderen juist niet: de methodologie van reductie en abstractie vormt de essentie van de economie, volgens hen. Hier valt nog te praten over een compromis, waar je modellen gebruikt, maar niet wanneer die in hun abstractie het probleem wegdefiniëren waar het om gaat.

Sommigen willen meer complexiteit, met aandacht voor instituties, imperfecties van rationaliteit en van marktwerking, anderen willen juist meer eenvoud.

Sommigen willen een meer relationeel perspectief van gemeenschappelijk belang, in samenwerking, dat onder andere vertrouwen vergt. Maar het blijft onduidelijk waar dan de concurrentie blijft. Voor hoge toegevoegde waarde en innovatie in samenwerking zijn bovendien specifieke investeringen nodig, en die vergen een zekere duur van de samenwerking, wat in conflict kan komen met het ideaal van concurrentie.

Sommigen willen minder macro-economie, anderen juist meer.

Sommigen willen aandacht voor ethische vraagstukken, en de rol van deugden, onder andere vanwege het relationele in de economie, maar ook uit overwegingen van rechtvaardigheid, anderen willen juist de economie waardenvrij houden. Dat kan niet, want de economie berust, grotendeels impliciet, op een nutsethiek, en die keuze is niet neutraal. Bedoeld wordt dan kennelijk: behoud van de nutsethiek.

Sommigen willen radicale onzekerheid meenemen, die optreedt in relaties en innovatie. Wat er kan gebeuren is onbekend, de verzameling van mogelijke gebeurtenissen, gedrag en gevolgen is open. In termen van speltheorie: de verzameling van strategieën en de pay-offs bestaat niet vooraf maar ontstaat als gevolg van de keuzen. In termen van N/K ruimten waar je in mist of duister naar de hoogste toppen zoekt: het is alsof het betreden van die ruimte aardbevingen veroorzaakt die onderweg de toppen doet verschuiven. Al handelend wandelen de waarden. Wat mogelijk is komt tevoorschijn nadat keuzen en handelen bepaald zijn. Dan kun je vooraf geen waarschijnlijkheden toekennen, maar dat maakt de rationele keuzen, en daarmee de logica achter de modellen, problematisch. Dat was al lang duidelijk in (radicale) innovatie, waardoor beleidsadvies van economen op dat terrein problematisch was. Het is ook problematisch in relaties van samenwerking met hun onvoorspelbaarheid van mogelijke acties en reacties. Je weet van jezelf niet eens hoe je zult reageren.

Wat nu?

Wil de echte ‘nieuwe economie’ opstaan? Of moet er ruimte zijn voor diversiteit van aanpak? Die is er in feite al, in het veld, met naast neo-klassieke economie ook gedragseconomie, nieuw-institutionele economie, evolutionaire economie, en Post-Keynesiaanse economie. Met de eerder genoemde twee mogelijkheden voor zes punten ontstaan 64 mogelijkheden. Lijkt wat veel. De kwesties moeten hier en daar toch op een of andere manier gebundeld om enige samenhang en consistentie te bereiken. Je kunt bijv. niet het relationele recht doen zonder vertrouwen en radicale onzekerheid mee te nemen, en dat vergt aandacht voor deugden.

Pluralisme

Wat is er mis met pluralisme? Waarom niet behoud van de oude economie met haar eigenheden, met wat bijstelling van de agenda. Meer aandacht voor het milieu bijvoorbeeld. Die oude economie blijft nuttig, afhankelijk van wat onderzocht wordt. Als voor gebruikers alternatieven redelijk duidelijk en rationeel te beoordelen en af te wegen zijn, samenwerking minder aan de orde is, transactiekosten calculeerbaar zijn, en imperfecties van concurrentie zich minder voordoen of geredresseerd kunnen worden. Sommige grondstoffen wellicht. Inclusief het zich daar voordoende gevaar van oligopolie of monopolie. Ik dacht vroeger dat het misschien gold voor financiële markten, maar dat werd een koude kermis.

Ook in de ontwikkeling van nieuwe economie kunnen alternatieve lijnen onderzocht worden. Dat is normaal in meer radicale innovatie. Laat er maar enige concurrentie zijn. Laat studenten stemmen met de voeten. Vroeg of laat komt er wel weer een ‘dominant design’. Op den duur is het politiek en maatschappelijk niet wenselijk dat er meerdere perspectieven op dezelfde terreinen blijven bestaan, zodat debat meer nog dan nu een kippenhok van tegenstrijdig gekakel oplevert. Maar laat nu verschillende richtingen maar proberen zich te bewijzen, maar wel met een redelijke mate van interne coherentie.

Strategisch en operationeel

Over het mogelijk naast elkaar blijven bestaan van oude en nieuwe economie, op verschillende terreinen, hier een illustratie uit eigen ervaring, bij Shell in Londen, in de jaren 1970, als projectleider voor het ontwikkelen van modellen. Het lijkt wat lang geleden maar is denk ik nog relevant.

We maakten gebruik van zg. lineaire (en niet-lineaire) programmering en van bijv. wachttijdtheorie, voor operationele vraagstukken, zoals het optimaliseren van raffinaderijen, van allocatie van olie vanuit bronnen over de gehele wereld, locatie van benzinepompen, en het ontwerp van laadstations. Niets mis mee.

Voor strategieontwikkeling lag het heel anders. We wilden een methode om rekening te houden met verschillende mogelijke toekomsten. Dat leidde tot de ontwikkeling van scenario’s, met verschillende mogelijke omstandigheden, o.a. van politiek (mogelijke nationalisering van oliebronnen in de Noordzee, bijvoorb), en daarbij passende strategische alternatieven. We hadden debat of je aan scenario’s waarschijnlijkheden kon toekennen, om strategie te optimaliseren over scenario’s heen. De conclusie was dat het niet kan. Je kent niet de verzameling van alle mogelijke toekomsten.

Wat wel kon was kijken welke strategieën robuust waren, d.w.z. redelijke uitkomsten gaven, over scenario’s heen. Robuustheid was belangrijker dan optimaliteit. Maar binnen strategieën werd geoptimaliseerd (in allocatie van middelen), en optimalisatie werd ingebed in simulatie. Die ervaring heeft mijn denken over economie getekend.

Samenhang

Meer aandacht voor het relationele in de economie is hoog nodig. Daar kan een samenhangend geheel ontstaan, van ‘relationele economie’, met samenwerking naast concurrentie, ethiek (deugden), vertrouwen, radicale onzekerheid. Soms meer complexe modellen, en diverse methoden (simulatie van processen, ‘agent-based’ simulatie van interactie in gedrag, longitudinale case studies, scenario analyse). Die heeft mijn voorkeur.

Het project voor nieuwe economie met Lans Bovenberg c.s., gesponsord door de Goldschmeding foundation, komt er bij in de buurt, hoewel het me daar niet duidelijk wordt hoe in het relationele, met alom ‘win-win situaties’, er nog concurrentie is.

Het gaat overigens niet alleen om relaties van samenwerking en/of concurrentie. Op macro-niveau is aandacht voor de gevolgen van mondialisering voor rechtvaardigheid en politiek (zie het populisme) van groot belang, en dat gaat m.i. niet lukken zonder ethiek en deugden expliciet in de analyse te betrekken. Ontduiking van regels en belasting door grote bedrijven is niet alleen een economisch maar ook een moreel en politiek probleem. Ik zie niet goed hoe dat in de oude zogenaamd ‘waardenloze’ economie meegenomen kan worden.

Elementen van evolutionaire, institutionele, en post-Keynesiaanse economie kunnen wellicht ingebouwd worden. Als optimalisatie niet mogelijk is, is het misschien nuttig om evolutionaire processen in de economie in kaart te brengen. De incorporatie is nodig van de radicale onzekerheid uit de post-Keynesiaanse economie.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik