Back

Artikel

Home

Rutte-II lost balansproblemen niet op

1 nov 2012
Onderwerpen: Macro-economische politiek, Openbare financiën
gereedschap Het nieuw te vormen kabinet Rutte-II heeft onvoldoende oog voor het op orde brengen van de financiële architectuur, zowel van Nederland als in Europa. Dit stellen Lans Bovenberg en Bas Jacobs. De economie wordt lamgelegd door gebrek aan risicodragend vermogen in het bankwezen, de woningmarkt en het pensioenstelsel en de onzekerheid over het verdelen van onvermijdelijke verliezen. Ondernemers en starters op de woningmarkt, die de economie op gang moeten brengen, worden daardoor het hardst geraakt.

Arbeidsmarkt

Het regeerakkoord doet een aantal goede stappen om de economische structuur te versterken in arbeidsmarkt, pensioenen, woningmarkt en zorg.

Werkloosheidsduren zullen afnemen omdat de maximale WW-duur wordt verkort naar twee jaar. Daarnaast wordt de opbouw van WW-rechten gekort tot een halve maand per jaar na 10 jaar werkervaring. Mensen zullen bovendien harder naar een baan gaan zoeken, omdat de uitkering in het tweede jaar wordt gekoppeld aan het minimumloon in plaats van het laatst verdiende loon. Het ontslagrecht wordt gemoderniseerd; er is voortaan nog maar één ontslagroute via het UWV. Helaas zijn de plannen van het Lenteakkoord gesneuveld om werkgevers het eerste half jaar van de WW-uitkering te betalen. Werkgevers worden zo minder geconfronteerd met de maatschappelijke kosten van ontslag. Dit maakt het moeilijker mensen snel van werk naar werk te geleiden. Ook zijn de criteria voor het toekennen van ontslagvergoedingen onvoldoende uitgewerkt; onduidelijk is of ze wel substantieel zullen dalen.

De belastingdruk wordt door de inkomensafhankelijke zorgpremies en het eigen risico wel progressiever, waardoor werken minder gaat lonen. Dit doet positieve effecten op de structurele werkgelegenheid van ingrepen in WW, ontslagrecht en AOW-leeftijd meer dan teniet, waardoor de belastingbasis onder de collectieve sector iets krimpt.

Pensioen

Het is ook goed dat de AOW-leeftijd iets sneller wordt verhoogd dan in het Lenteakkoord. In 2018 staat die op 66 jaar, in 2021 op 67 jaar. Daarna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan levensverwachting, conform het Lenteakkoord, waardoor de lengte van de pensioenperiode niet meer stijgt ten opzichte van het werkende leven. De fiscale faciliteiten voor pensioenopbouw worden verminderd door het maximale opbouwpercentage te verlagen met 0,4%. Ook gelden deze faciliteiten niet langer voor pensioenopbouw boven de 100.000 euro. Daardoor zullen hogere inkomensgroepen, die over meer menselijk kapitaal beschikken, minder snel met pensioen gaan en meer investeren in hun inzetbaarheid. Bovendien zullen huishoudens door de beperking van de hypotheekrenteaftrek meer eigen vermogen opbouwen via de eigen woning. Zo kan het eigen huis meer als oudedagsvoorziening gaan functioneren en zijn fiscale faciliteiten voor pensioenopbouw minder nodig.

Woningmarkt

De regering verlaagt het maximale aftrekpercentage van de hypotheekrenteaftrek met een half procent per jaar tot 38 procent. Dit zijn stappen in de goede richting, maar het tempo van een half procent-punt per jaar is te traag. De regering dwingt bovendien nieuwe kopers nog steeds om volledig af te lossen. Dat is een grote inbreuk op het levensloopprofiel van besparingen en zet huishoudens in spitsuur van het leven nog steeds klem. Dit schaadt het herstel in de huizenmarkt. Bovendien ontbreekt een logisch en consistent eindbeeld voor de fiscale behandeling van het eigen huis; de onrust op de woningmarkt wordt dus nog steeds niet volledig weggenomen.

De logica van het belastingstelsel vereist dat het eigen huis wordt ondergebracht in box-3 van de belastingen. Dan worden eigen en geleend geld voor het eigen huis fiscaal gelijk behandeld en verdwijnen de prikkels voor overmatige schuldfinanciering. Ook derft de fiscus dan minder opbrengsten via aantrekkelijke spaarconstructies met hypotheken. Het kabinet zet teveel in op overheidsregulering om problemen met teveel hypotheekfinanciering op te lossen en te weinig op marktconforme prikkels.

De maatregelen voor de huurmarkt verdienen ondersteuning. De huren worden geleidelijk meer marktconform, met name voor scheefwoners met hogere inkomens. Het prijsmechanisme gaat beter functioneren waardoor wachtlijsten afnemen en meer huurwoningen beschikbaar komen voor lagere inkomensgroepen.

Zorg

De grootste houdbaarheidswinst (9 mld euro) van regering Rutte-II komt door verdedigbare maatregelen in de zorg. In de ouderenzorg worden forse besparingen bereikt door de AWBZ te beperken tot haar oorspronkelijke doel: zware, veelal intramurale zorg aan gehandicapten en ouderen. Ook worden delen van de WMO geschrapt. Burgers worden daarmee financieel verantwoordelijk voor een groter deel van de ouderenzorg. Door een inkomensafhankelijk eigen risico vermindert bovendien overconsumptie van zorg bij hogere inkomens en onderconsumptie van zorg bij lage inkomens.

Macro-economisch beleid en schuldproblematiek

De probleemdiagnose van Rutte-II voor de Nederlandse economie is onvolledig. De nadruk ligt eenzijdig op het terugdringen van het begrotingstekort en daarmee op de overheidsschuld. De problematiek van de overheidsfinanciën is echter niet de oorzaak maar het gevolg van problemen in de private sector, namelijk in de woningmarkt, de banken en het pensioenstelsel. Het lukt daarom nauwelijks de staatsschuldquote omlaag te brengen, ondanks de forse ex ante saldoverbeteringen van zo’n 2,3 procent van het bbp. Begrotingsconsolidatie leidt bij balansherstel in de private sector tot grote uitverdieneffecten. Het CPB houdt hiermee onvoldoende rekening. Daarnaast leiden dalingen van het bbp vaak tot hysterese: outputverliezen en structurele werkloosheid, die niet meer verdwijnen nadat de recessie over is.

De regering heeft onvoldoende oog voor balansproblemen in de private sector die het groeipotentieel van de Nederlandse economie ondermijnen. In de woningmarkt moeten onvermijdelijke verliezen zo snel mogelijk worden genomen. Helaas komt de regering met een te magere fiscale regeling voor mensen met restschulden zodat huizenbezitters die onder water staan nog steeds worden ontmoedigd om te verhuizen. De woningmarkt dreigt ook hierdoor in het slot te blijven.

Bij de banken bedrijft de regering voornamelijk symboolpolitiek van de transactiebelasting en een bankierseed. Ze biedt nauwelijks structurele oplossingen om het fragiele bankwezen weer gezond te maken. Banken zitten op verborgen verliezen bij vastgoedleningen, die zo snel mogelijk moeten worden genomen. Verder hebben banken moeite om hun hypotheekportefeuille te financieren. Deze voortetterende problemen knijpen de kredietverlening af aan innoverende ondernemers en starters op de woningmarkt. Toetreders (‘outsiders’) die de economie weer op gang moeten helpen, boeten voor de schuldenberg.

Het bankwezen is fragiel, omdat het veel te afhankelijk is geworden van kortetermijnfinanciering voor langetermijninvesteringen. De mismatch tussen kortetermijnfinanciering en langetermijnleningen maakt bankbalansen te riskant. De overheid wil de risico’s op bankbalansen terecht terugdringen, omdat overheden garant staan voor systeembanken. Maar daardoor dreigen lange-termijninvesteringen in het gedrang te komen.

Voor een duurzame financiële sector in Nederland moet het kabinet de voorwaarden creëren waaronder hypotheken en andere langetermijnleningen worden gefinancierd door lange-termijnbeleggers, zoals pensioenfondsen. Voorkomen moet worden dat strengere regelgeving voor banken de risico’s op bankbalansen (en daarmee overheidsbalansen) negatieve bijwerkingen krijgt door de kredietverlening aan de economie af te knijpen.

Ook veel pensioenfondsen hebben teveel schuld opgebouwd: de waarde van de pensioenverplichtingen is te hoog ten opzichte van het opgebouwde vermogen. Hierdoor zijn de pensioenaanspraken onzeker geworden. Deze realiteit moet zo snel mogelijk worden erkend door nominale pensioenaanspraken om te zetten in voorwaardelijke pensioenrechten en de pijn hiervan eerlijk te verdelen over de generaties. Paradoxaal genoeg lopen pensioengerechtigden de komende jaren minder risico op forse kortingen door de pensioenrechten voorwaardelijk te maken. Door de overgang naar voorwaardelijke pensioenrechten versterkt het pensioenbeleid bovendien minder de (neergaande) conjunctuur. Helaas verzuimt het kabinet de overgang naar voorwaardelijke pensioenrechten te ondersteunen door de juridische risico’s bij het invaren van bestaande rechten te beperken.

Europa

Het regeerakkoord bepleit terecht een Europese bankenunie met internationaal toezicht, een Europees depositogarantiestelsel, het delen van kosten van bankreddingen en herkapitalisaties (‘burdensharing’) en een crisisresolutieregime om insolvabele banken te herstructureren. Juist Nederland heeft daar belang bij met haar omvangrijke financiële sector.

Helaas worden onvoldoende concrete stappen bepleit om de overmatige schulden van Europese banken en landen op te ruimen. Onhoudbare schulden in Griekenland, Ierland en Portugal moeten zo snel mogelijk worden geherstructureerd. En bij banken moeten verborgen verliezen op oninbare bankschulden worden genomen. Failliete banken moeten worden gesloten. Niet-failliete banken moeten worden geherkapitaliseerd.

Het regeerakkoord maakt niet duidelijk hoe het kabinet zich zal opstellen in Europa. Voorkomen moet worden dat voortdurend geruzie over de verdeling van oninbare schulden en de benodigde herkapitalisatie van banken ertoe leidt dat de Europese economie in het slop blijft. Rutte-II moet zich hierin constructiever opstellen dan Rutte-I, ook al betekent dit dat Nederland financiële risico’s moet nemen bij het opruimen van de excessieve schulden van Zuid Europese banken.

Conclusies

De regering versterkt de economische structuur deels door hervormingen in de zorg, de arbeidsmarkt, en pensioenleeftijd en verbetert daarmee de lange-termijn gezondheid van de overheidsfinanciën. Het kabinet heeft echter onvoldoende oog voor het op orde brengen van de financiële architectuur, zowel van Nederland als in Europa. De economie wordt lamgelegd door gebrek aan risicodragend vermogen in het bankwezen, de woningmarkt en het pensioenstelsel en de onzekerheid over het verdelen van onvermijdelijke verliezen. Ondernemers en starters op de woningmarkt, die de economie op gang moeten brengen, worden daardoor het hardst geraakt. De houdbaarheid van onze overheidsfinanciën staat of valt met het weer opstarten van de economische motor in Nederland en Europa.

Dit artikel is tevens in verkorte vorm opgenomen in NRC Handelsblad van 1 november 2012.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik