Back

Artikel

Home

Politieke druk op budget ontwikkelingshulp is gezond

28 apr 2010
Onderwerpen: Ontwikkelingseconomie
Met het bestaande budget voor ontwikkelingshulp is veel meer te doen, stellen Marcel Canoy, Albert de Groot en Anneke Slob. De politieke druk op de grootte van het budget kan nu een doorbraak forceren. Zaak is evaluaties beter te gebruiken bij besteding van het geld, door Europese samenwerking de versnippering tegen te gaan, en het volgen van een meer zakelijke benadering zoals China die voorstaat.

Budget ontwikkelingshulp onder druk

Ontwikkelingshulp staat bloot aan stevige kritiek. In een recent rapport constateerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) onder meer versnippering, een te grote hulpafhankelijkheid van sommige ontwikkelingslanden en gebrek aan professionaliteit van de hulp. Een aantal politieke partijen heeft in hun verkiezingsprogramma’s aangekondigd flink te willen snoeien op ontwikkelingshulp.

Naast alle kritiek is er in Nederland nog steeds draagvlak voor ontwikkelingshulp. Dat draagvlak kan veel groter worden als de hulp effectiever wordt ingezet. Hierbij drie concrete ideeën hoe ontwikkelingshulp omgevormd kan worden van goede bedoelingen tot effectieve hulp.

Beter gebruik evaluaties

Als eerste is dit een sector waar bijzonder veel wordt geëvalueerd. Maar er gebeurt te weinig met de resultaten. Dat is een gemiste kans, want die evaluaties bieden een schat aan informatie. Zo heeft de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie gewezen op onvoldoende onderbouwing voor de keuze van partnerlanden, problemen met algemene begrotingssteun en hulp aan specifieke sectoren.

Evaluaties kunnen ook worden gebruikt om binnen de ngo’s het kaf van het koren te scheiden, waardoor een gezonde competitie in effectiviteit van hulp ontstaat in plaats van een weinig transparant lobbycircus.

Tegengaan versnippering

Versnippering van hulp wordt vaak als oorzaak genoemd voor ineffectieve hulp. Het is inderdaad niet handig als honderden goed bedoelende organisaties over elkaar heen buitelen om Haïtianen of tsunamislachtoffers te helpen aan nieuwe huizen, scholen of ziekenhuizen. Gulle gevers uit Nederland blijven niet bezig als de besteding van middelen zo ostentatief klungelig verloopt. Evenmin handig is het dat de Nederlandse hulp over zoveel landen wordt uitgesmeerd, inclusief over landen als Egypte en Zuid-Afrika, die al lang niet meer tot de meest hulpbehoevende landen behoren.

De WRR bepleit de oprichting van een gespecialiseerde uitvoeringsorganisatie voor ontwikkelingssamenwerking. Maar tijdens de ‘herijking’ van het buitenlandse beleid in 1996 (!) concludeerde Nederland al dat betere afstemming tussen beleidsterreinen als migratie, landbouw, handel, defensie en ontwikkelingssamenwerking nodig was. Het nu weer isoleren van ontwikkelingshulp van aanpalende beleidsterreinen is dan ook geen goede remedie tegen versnippering.

Kunnen wij tegen versnippering niet de Europese Unie inzetten? Als er één terrein is waar betere Europese afstemming voor de hand ligt, dan is het ontwikkelingshulp. De doelen van de lidstaten op dit terrein zijn min of meer gelijk, hooguit met door koloniale historie ingegeven accentverschillen. Europa kan benut worden om geld te besparen en om hulp gerichter in te zetten.

Bovendien onderhandelt het gezamenlijk gemakkelijker met regeringen van ontwikkelingslanden. De mogelijkheden om donorlanden tegen elkaar uit te spelen zijn dan aanzienlijk kleiner, vooral in het door corruptie geplaagde Afrika. Daarnaast zullen transactiekosten van hulp dalen. Een minister in een willekeurig Afrikaans land heeft een dagtaak aan het ontvangen van de processie van Europese collega’s.

Zaken, geen wijsvingers

Tot slot kunnen we de opkomst van China gebruiken als inspiratie voor de modernisering van de ontwikkelinghulp. Anders dan de aanpak van Europeanen is de Chinese aanpak niet gedreven door moralisme, maar door zakelijk belang. Ze bemoeien zich ogenschijnlijk niet met complexe interne politieke zaken, maar drijven wel handel. We moeten ons ervan bewust zijn dat Afrikaanse leiders in toenemende mate genoeg krijgen van westerse wijsvingers.

Natuurlijk kan gewezen worden op de negatieve effecten van de Chinese interventies in fragiele staten zoals Soedan en Congo. Nederland hoeft geen handeltjes te doen met schurkenstaten, maar kan niettemin van China leren. Dat wordt ook beseft in het ambtelijke heroverwegingsrapport over internationale samenwerking. Hierin is een variant uitgewerkt waarin de nadruk ligt op een aantrekkelijk ondernemingsklimaat en groei van werkgelegenheid en inkomen. Daar liggen kansen om de Nederlandse handelsgeest in nieuwe samenwerkingsverbanden in te zetten zodat alle partijen kunnen profiteren.

Gebruik evaluaties om organisaties en bedrijven te laten concurreren om schaarse middelen. Gebruik Europa om de effectiviteit van hulp te vergroten. Verbeter het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden. Zo kan Nederland ruimhartig blijven bijdragen aan de ontwikkeling van kwetsbare landen zonder bloot te staan aan legitieme kritiek.

* Dit artikel is eerder verschenen in NRC Handelsblad op 27 april 2010.

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik