Back

Artikel

Home

Opgelegde transparantie en verantwoording werken verstikkend

2 feb 2011
Onderwerpen: Corporate governance, Management en organisatie
Over de gehele linie van de samenleving, van industrie tot dienstverlening, bij overheid en bedrijfsleven, wordt de beroepspraktijk verstikt door voorschriften, regels, protocollen, procedures, rapportages en prestatiemeting. Dat kost veel geld en heeft een averechts effect op motivatie, ruimte voor beroepsuitoefening, en kwaliteit. Bezuinig op dit regelcircus en er zal een zucht van verlichting gaan door de wereld van werk. Zet daartoe controle op zijn kop: laat de werkers zelf komen met voorstellen hoe zij het best en met minimale regels gecontroleerd kunnen worden. Daartoe moeten zij hun verantwoordelijkheid en initiatief nemen, vrijwillig transparantie bieden, en niet passief wachten tot de controle hen overkomt en overspoelt.

Controlewoede

De bovenmatige controle woedt alom: door bestuurders binnen bedrijven en andere organisaties, financiers van onderzoek, subsidiegevers voor innovatie, belastingdienst, accountants, toezicht op scholen, medisch toezicht, enz. Er is tussen toezichthouders en uitvoerders een verstikkende laag gegroeid van controleurs met onrealistische pretenties en gebrekkige kennis van hoe het werkproces echt werkt. De controlewoede berust op een dubbel misverstand: dat het moet en dat het kan. Het zou moeten om te komen tot verantwoording en om risico’s uit te sluiten en het zou mogelijk zijn om beroepspraktijken te vangen in regels en voorschriften. Het tegendeel is waar. Het hoeft niet en kan niet zo. Het is al lang bekend dat beroepspraktijken te gevarieerd en veranderlijk zijn om ze volledig te kunnen vangen in regels en voorschriften. Dat blijkt onder andere uit de literatuur over ‘communities of practice’. Het blijkt ook uit het feit dat ‘work to rule’ een vorm van sabotage is. Kwaliteit van professionele arbeid is ook niet volledig te meten. ‘Meten is weten’ wordt gezegd, maar vaak is meten vergeten waar het eigenlijk om gaat want dat is vaak slecht meetbaar.

Opgelegde en vrijwillige transparantie

We hebben te maken met een paradox van transparantie en vertrouwen. Toezichthouders willen wel vertrouwen geven aan uitvoerders maar hebben daarvoor transparantie nodig, maar als je transparantie oplegt dan is dat een blijk van wantrouwen. Transparantie moet vrijwillig zijn, van onderop. Als er in de praktijk van een beroep iets fout gaat en je meldt het niet, en je legt het niet uit, en je komt niet met voorstellen om de schade te repareren en om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen, dan moet je niet verbaasd zijn dat je niet meer vertrouwd wordt en regels over je heen krijgt. Zoals onlangs de bankiers. Maar de vrijwillige transparantie van onderop moet van boven wel verdiend worden. Je moet dan bij melding van een fout niet meteen wegschieten in het opleggen van schuld en boete maar dankbaar zijn voor het geboden inzicht en samenwerken aan de reparatie van schade en het voorkomen ervan in de toekomst. Je moet mensen vertrouwen geven in ruimte voor zelfstandigheid, luisteren en serieus nemen wat ze voorstellen.

Er is iets grondig mis met het ontwerp van regels van boven af. Je hebt professionals in dienst omdat ze iets kunnen wat jij niet kunt en toch pretendeer je te kunnen vertellen wat ze moeten en hoe ze te werk moeten gaan. Elke patiënt, elke oudere, elke probleemjongere, elke leerling en elk onderzoek is uniek, en het is aan de professional om daar rekening mee te houden, er op in te haken, en ervan te leren. Als je door te veel regels daar geen ruimte voor geeft is die kwaliteit weg.

Kracht van vrijwillige transparantie

Als uitvoerders zelf met voorstellen komen hoe zij gecontroleerd willen worden dan geeft dat vier voordelen. Ten eerste leidt het tot een minimum aan controles. Het is in het belang van de werkers om zo veel mogelijk ruimte te krijgen, en in het belang van de toezichthouders om de kosten van controle zo klein mogelijk te maken. Ten tweede is er dan de garantie dat de controles passen bij de beroepspraktijk in plaats van die te fnuiken. Ten derde houdt het bestuurders bij de les, en wordt de afstand kleiner, doordat het aandacht voor de inhoud van het primaire proces vergt. Ten vierde is het voor uitvoerders en controleurs leerzaam. Toezichthouders krijgen meer inzicht in het primaire proces zodat ze meer kennis van zaken krijgen in de onderhandeling over controle. Ze kunnen van de ervaring op plaats A gebruik maken in hun reactie op voorstellen van de werkvloer op plaats B, waar de werkvloer dan weer van kan leren. Zo worden bestuur en werkvloer partners in kwaliteit. Als professionals niet hun fouten verbergen krijgen ze meer ruimte voor hun beroepspraktijk.

* Dit artikel verscheen eerder in verkorte vorm in het Financieele Dagblad van 1 februari 2011.: Stewf, Flickr

Dit artikel kan worden overgenomen met bronvermelding. Toezending van bewijsexemplaren wordt op prijs gesteld. © Me Judice

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik