Back

Artikel

Home

Ook private sector in problematische eurolanden moet schuld fors afbouwen

23 mei 2011
Onderwerpen: Europese integratie, Financiële markten
Afbeelding van een chemische fabriek De zorgelijke overheidsfinanciën van een aantal eurozone lidstaten zijn een bron van onrust voor financiële markten en beleidsmakers. Maar ook de private sector in deze landen heeft het afgelopen decennium een onhoudbaar hoge netto financiële verplichting opgebouwd. Sinds de crisis is een eerste stap gezet in de afbouw hiervan, maar een lagere terugbetalingscapaciteit en terugtrekkende buitenlandse financiering leiden tot aanhoudende financiële risico’s in de private sector.

Problemen niet alleen bij de overheid

Een aantal landen in de periferie van Europa heeft het afgelopen decennium een forse netto financiële verplichting aan het buitenland opgebouwd. Figuur 1 geeft het netto financiële vermogen (bezittingen min verplichtingen) weer voor de institutionele sectoren: huishoudens, niet-financiële bedrijven (hierna ‘bedrijven’ genoemd), financiële instellingen en de overheid. Het totale netto financiële vermogen van een land is een netto financiële vordering op het buitenland of, in het geval van een negatief netto financieel vermogen, een netto financiële verplichting aan het buitenland. Uit deze figuur blijkt ten eerste dat vier landen in de periferie (Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje, oftewel GIPS) een grote netto financiële verplichting aan het buitenland hebben opgebouwd. Daarnaast blijkt dat niet alleen de overheid aan deze netto verplichting heeft bijgedragen, maar dat ook bedrijven in de GIPS-landen een grote netto verplichting hebben opgebouwd en/of de huishoudens over relatief weinig netto vermogen beschikken. Griekenland vormt een uitzondering, aangezien vooral de over¬heid debet is aan het grote negatieve netto financiële vermogen van het land.

Figuur 1: Netto vorderingen en verplichtingen

Figuur 1: Netto vorderingen en verplichtingen
Bron: Rabobank, Reuters Ecowin

Crisis verandert situatie private sector

De grote netto financiële verplichting van de private sector in de GIPS-landen vormt een risico omdat sinds de financiële en overheidsschuldencrisis de terugbetalingscapaciteit van de private sector onder druk is komen te staan. Dit komt allereerst door de veranderde rol die de overheid de komende jaren in deze landen gaat spelen; zij gaat namelijk fors bezuinigen. Voor de private sector leidt dit naar verwachting tot een fiscale versobering, bijvoorbeeld in de vorm van lagere subsidies, uitkeringen en pensioenen, en tot een hogere belastingdruk. De terugbetalingscapaciteit staat verder onder druk door de zeer magere macro-economische vooruitzichten in de GIPS-landen. Gegeven de veranderde vooruitzichten is de afbouw van de netto financiële verplichting van de private sector wenselijk. Deze moet immers worden aangepast aan de nieuwe terugbetalingscapaciteit. Daarnaast geeft figuur 2 aan dat afbouw noodzakelijk zal zijn omdat de instroom van buitenlandse financiering sinds de crisis is afgenomen. De uitzettingen van Europese banken in de GIPS-landen zijn drastisch omlaag gebracht. Hierbij moet worden opgemerkt dat een deel van de afname naast actieve schuldafbouw kan zijn veroorzaakt door afwaardering van schuldpapier.

Figuur 2: Bankexposures worden kleiner

Figuur 2: Bankexposures worden kleiner
Bron: Rabobank, BIS

De combinatie van een lagere terugbetalingscapaciteit en terugtrekkende buitenlandse financiering leidt tot grote risico’s voor de financiële gezondheid en continuïteit van huishoudens, bedrijven en financiële instellingen in de GIPS-landen. De laatstgenoemde is niet alleen kwetsbaar voor wanbetaling bij huishoudens en bedrijven, maar wordt ook geraakt door de afgenomen financiering vanuit buitenlandse banken. Een afbouw van de netto financiële verplichting van de private sector is noodzakelijk, hoewel de keerzijde ervan is dat het conjunctureel herstel in de GIPS-landen zwak zal zijn.

Huishoudens zetten eerste stap

De bruto schuldenlast van huishoudens als percentage van hun bruto beschikbaar inkomen is het afgelopen decennium in de GIPS-landen gestaag gestegen en is sinds 2008 min of meer constant gebleven (zie figuur 3).

Figuur 3: Stijging bruto schuld van huishoudens vlakt af

Figuur 3: Stijging bruto schuld van huishoudens vlakt af
Bron: Rabobank, Reuters Ecowin

Het percentage is, met Griekenland als uitzondering, hoger dan het EU-gemiddelde en geeft weer dat huishoudens in de GIPS-landen relatief kwetsbaar zijn voor veranderingen in hun toekomstige inkomen. Daarnaast geldt dat de Griekse, Spaanse en Ierse huishoudens over relatief weinig financiële bezittingen (o.a. spaarmiddelen) beschikken ten opzichte van het EU-gemiddelde. Portugese huishoudens hebben juist meer financiële bezittingen dan gemiddeld. Sinds de crisis hebben de Ierse, Spaanse en Portugese huishoudens een eerste stap gezet om hun financiële positie te versterken. Figuur 4 geeft het vorderingensaldo ten opzichte van het BBP weer van huishoudens in de GIPS-landen. Dit is het saldo dat resulteert uit het beschikbare inkomen na aftrek van consumptie en investeringen van de huishoudens . Positieve saldi slaan neer als een balansversterking in het netto financieel vermogen van huishoudens.

Figuur 4: Vorderingensaldo van huishoudens is verbeterd

Figuur 4: Vorderingensaldo van huishoudens is verbeterd
Bron: Rabobank, Reuters Ecowin

De Griekse huishoudens vormen binnen de GIPS-landen een uitzondering. Zij hebben sinds de crisis slechts een afname van de verslechtering van hun netto financieel vermogen gerealiseerd. De algemene verbetering van het vorderingensaldo in de GIPS-landen is zowel toe te schrijven aan een lager niveau van consumptie als aan een lager niveau van investeringen door huishoudens. Ook de beperkte binnenlandse kredietverlening kan hier een rol hebben gespeeld. De bruto schuld van huishoudens in de GIPS-landen is in de jaren voor de crisis harder gestegen dan hun beschikbaar inkomen. Op basis van de verslechterde vooruitzichten en de afgenomen buitenlandse financiering is een verdere balansversterking noodzakelijk om de financiële kwetsbaarheid te verminderen.

Bedrijven gebukt onder hoge schulden

De bruto schuldenlast van bedrijven als percentage van hun toegevoegde waarde is het afgelopen decennium in de GIPS-landen gestaag gestegen (figuur 5). Dit percentage ligt, met Griekenland als uitzondering, fors boven het EU-gemiddelde en geeft weer dat bedrijven in de GIPS-landen relatief kwetsbaar zijn voor veranderingen in hun toekomstige inkomsten. In Ierland daalde de toegevoegde waarde fors sinds 2007 ten gevolge van de recessie, waardoor de schuldratio hard is gestegen.

Figuur 5: Forse opbouw bruto schuld van bedrijven

Figuur 5: Forse opbouw bruto schuld van bedrijven

Bron: Rabobank, Reuters Ecowin

Griekse bedrijven hebben juist een relatief lage schuldenlast, wat het beeld bevestigt dat de Griekse problematiek met name bij de overheid zit. Figuur 6 geeft weer dat het vorderingensaldo van bedrijven in de GIPS-landen sinds de crisis is verbeterd. Dit is het saldo dat resulteert uit de toegevoegde waarde na aftrek van personeelskosten, belastingen, rente- en dividendbetalingen en investeringen. De positieve saldi van Griekenland en Ierland slaan neer als een verkleining van de netto financiële verplichting van bedrijven (zie voetnoot 2). In Spanje en Portugal was er slechts sprake van een afname van de opbouw van de netto financiële verplichting. Vanuit het oogpunt van toekomstige herfinanciering is de terugbetalingscapaciteit van de bedrijven in de GIPS-landen zorgelijk. Het vorderingensaldo is weliswaar verbeterd, maar het gedeelte van de toegevoegde waarde van bedrijven dat gebruikt is voor investeringen is sinds de crisis fors teruggelopen (figuur 7). Op de korte termijn resulteert dit weliswaar in een balansversterking, op de middellange termijn leidt een te laag niveau van investeringen echter niet tot de gewenste verbetering van de terugbetalingscapaciteit.

Figuur 6: Vorderingensaldo bedrijven is verbeterd

Figuur 6: Vorderingensaldo bedrijven is verbeterd
Bron: Rabobank, Reuters Ecowin

De bruto schuld van bedrijven in de GIPS-landen is in de jaren voor de crisis harder gestegen dan hun toegevoegde waarde. Sinds de crisis zijn de economische vooruitzichten verslechterd en is de buitenlandse financiering afgenomen, waardoor een balansversterking noodzakelijk is. De financieringsbehoefte kan bijvoorbeeld worden verkleind door middel van lagere loonkosten of lagere dividendbetalingen.

Hoe de komende jaren verder?

De eerste balansversterking sinds de crisis was van zeer beperkte omvang waardoor de financiële risico’s hoog blijven. Gegeven de veranderde economische vooruitzichten en de afgenomen instroom van buitenlandse financiering zal de netto financiële verplichting van de private sector in de GIPS-landen de komende jaren naar verwachting verder worden afgebouwd. De mate waarin dit gebeurt, zal ten eerste afhangen van de economische vooruitzichten. Voor huishoudens is de ontwikkeling van hun inkomen en de waarde van hun onderpand voor hypothecair krediet van groot belang. In het bedrijfsleven speelt bovendien de vraag in welke mate het concurrentievermogen kan worden verbeterd, in prijs of kwaliteit of een combinatie van beiden. Het bedrijfsleven kan dan op zowel de buitenlandse (via extra uitvoer) als de binnenlandse (via lagere invoer) markten beter con¬curreren met buitenlandse aanbieders en op deze wijze haar financieringsbehoefte verkleinen.

Figuur 7: Investeringen van bedrijven zijn afgenomen

Figuur 7: Investeringen van bedrijven zijn afgenomen
Bron: Rabobank, Reuters Ecowin

Daarnaast zijn de ontwikkelingen in het perifere bankwezen belangrijk voor de binnenlandse kredietverlening. Het toekomstige niveau van de instroom van buitenlandse financiering speelt daarbij een cruciale rol, hetgeen mede bepaald wordt door de ontwikkeling van de terugbetalingscapaciteit van de private sector. Uit figuur 8 blijkt dat in Griekenland en Ierland een fors gedeelte van de bedrijfsleningen gefinancierd is met een korte looptijd. Dit maakt deze landen extra gevoelig voor marktsentiment en voor verdere beleidsrenteverhogingen van de ECB.

Figuur 8: Korte termijn financiering, bedrijven

Figuur 8: Korte termijn financiering, bedrijven
Bron: Rabobank, Reuters Ecowin

Conclusie

De Europese periferie kent naast een hoge overheidsschuld ook een private sector die het afgelopen decennium een forse netto financiële verplichting heeft opgebouwd. Zowel huishoudens als bedrijven zagen hun bruto schuld harder stijgen dan hun inkomen. Gegeven de veranderde economische vooruitzichten en een afname van de instroom van buitenlandse financiering is een afbouw van de netto financiële verplichting noodzakelijk. Hoewel de Europese periferie onderling aanzienlijk verschilt, hebben zowel huishoudens als bedrijven sinds de crisis een eerste stap gezet met de wederopbouw van hun vermogens. Maar zolang de terugbetalingscapaciteit onder druk staat zijn dit slechts wankele eerste stappen naar verbetering en blijven de financiële risico’s in de private sector hoog.

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik