Back

Artikel

Home

Met dit geldsysteem moet men bedacht zijn op een volgende crisis

13 okt 2015
Onderwerpen: Monetair beleid
Het monetaire systeem roept vragen en zorgen op bij burgers en politiek. Het Sustainable Finance Lab heeft zich gebogen over de vraag hoe het geldsysteem weer de maatschappij kan dienen in plaats van andersom. In hun overweging hebben zij nadrukkelijk ook een systeem overwogen dat volledig in publieke handen is. De kern van hun betoog is dat er een afruil bestaat tussen financiële stabiliteit en economische dynamiek. Een publieke geldschepper is geen panacee. Het is raadzaam het huidige systeem robuuster te maken. Maar men moet altijd bedacht zijn op een volgende crisis.

Private banken scheppen vrijwel al het geld

Sinds de financiële crisis van 2008 vragen steeds meer mensen zich af waar geld eigenlijk vandaan komt. Velen ontdekten tot hun verrassing dat het overgrote deel van ons geld niet door de centrale bank of de overheid wordt gecreëerd, maar door private commerciële banken. Banken scheppen geld, elke keer dat ze een nieuw krediet verstrekken, een lening aan een bedrijf of een hypotheek aan een huishouden.

Dit roept vragen op als: Waarom mogen banken eigenlijk geld scheppen? Wie bepaalt hoeveel? Heeft een overmatige geldschepping geleid tot de financiële crisis? Wie heeft daarvan geprofiteerd? Hoe duurzaam is de manier waarop we nu ons geldstelsel hebben georganiseerd? En bestaan er geen betere alternatieven? Op deze vragen heeft het Sustainable Finance Lab een antwoord gegeven dat hier in het kort aan bod komt (doch in uitgebreide vorm is terug te vinden in het rapport De Geldkwestie)

Er zijn remmen op de geldschepping…

Banken kunnen niet onbeperkt geld scheppen. De remmen op hun geldcreatie zijn:

  • Klanten die inschatten of zij de extra lasten van een nieuw krediet (rente en aflossing) kunnen dragen;
  • Kapitaalseisen waardoor banken voor geldschepping voldoende eigen vermogen nodig hebben;
  • De verstrekkers van vreemd vermogen aan banken die voor nieuwe financiering een hogere risicovergoeding vragen bij overmatige geldschepping;
  • Het eigen risicobeleid van de bank;
  • De centrale bank die de rente kan verhogen en als toezichthouder over reguleringsinstrumenten beschikt;
  • De overheid die met tal van (fiscale) regels de vraag naar krediet beïnvloedt.

…maar de remmen weigeren regelmatig

Deze remmen werken niet altijd. Omdat de voornaamste oorzaak hiervan, het aanstekelijke overmatige optimisme in goede economische tijden, zowel de banken als hun klanten, de toezichthouder en de overheid tegelijk treft, kan het voorkomen dat alle remmen op geldschepping tegelijkertijd weigeren. In goede economische tijden kan dan een spiraal ontstaan waarbij bijvoorbeeld de hypotheekverlening en huizenprijzen elkaar, en de economie, opstuwen. De geldschepping jaagt dan de economie aan en geeft een illusie van rijkdom. Deze voorspoed is echter niet houdbaar omdat met de geldhoeveelheid vaak ook de schuld oploopt. Dat is geen probleem als de schulden gebruikt worden om productie en inkomensgroei mee te realiseren – maar in een krediethausse is dat vaak niet het geval. Dan komt het besef dat de schulden ‘onhoudbaar’ hoog zijn opgelopen. De stemming slaat om en iedereen gaat schulden afbetalen. Dit onttrekt geld aan de economie, die daardoor in een neerwaartse spiraal raakt.

Economische ontsporing door geldschepping

Geldschepping heeft zo de neiging zich door de tijdsgeest te laten meeslepen. In goede tijden wordt dan te veel geld gecreëerd, in slechte tijden juist te weinig. Het financiële belang van de individuele banken is niet altijd in overeenstemming met het publieke belang of het belang van de individuele klanten. Deze financiële cyclus is de laatste decennia sterk toegenomen en versterkt de economische conjunctuurbeweging. Deze economische stemmingswisselingen zijn kostbaar en kunnen het financiële systeem en de economie in gevaar brengen. Ook Nederland is geraakt en behoort tot de landen met de hoogste hypotheekschulden ter wereld. Daar staan weliswaar hoge pensioenvermogens tegenover, maar die behoren vaak niet toe aan de mensen met de hoogste hypotheekschulden.

Ontsporing blijft mogelijk

Sinds 2008 zijn er veel maatregelen genomen om de prikkel tot overmatige geldcreatie te verlagen en de remmen te versterken. Deze maatregelen zijn nog niet getest, maar het is onwaarschijnlijk dat hiermee het mogelijke probleem van overmatige geldschepping is verdwenen. En hoewel centrale banken in slechte economische tijden de rol van publieke geldschepper op zich hebben genomen, is de manier waarop zij dat doen mogelijk onvoldoende effectief om de economie van een passende stimulans te voorzien.

Er is een alternatief…

De steun groeit daarom voor een meer fundamentele oplossing waarbij private banken de mogelijkheid om geld te scheppen wordt ontnomen en een publieke instantie het monopolie op geldschepping krijgt. Deze kan het geld in de economie brengen via de overheid, de burgers of de banken. Private financiële instellingen blijven een rol spelen in het samenbrengen van aanbieders van geld (spaarders) en vragers van geld (voor leningen). Deze financiële instellingen kunnen dan echter niet langer zelf nieuw geld scheppen. [1]

… maar is dit beter?

Geldschepping in publieke handen is mogelijk. Of dit ook wenselijk is valt niet met zekerheid te zeggen en is uiteindelijk een politieke keuze. De voordelen zijn dat private partijen de geldhoeveelheid niet meer te snel kunnen doen stijgen en dat de mogelijk lagere schulden en belastingen de economische ontwikkeling stimuleren. Daar tegenover staat het gevaar dat de publieke geldschepper verkeerde beslissingen neemt. Een krediethausse, en de overoptimistische verwachtingen die daarbij horen, zijn immers iets van de hele maatschappij: consumenten, banken, en ook de overheid of een publieke geldschepper. Ook met een publieke geldschepper is een krediethausse mogelijk.

Ook kunnen private marktpartijen door onderlinge kredietverstrekking nog steeds aan ‘quasigeld’-schepping doen, schuldtitels creëren die ‘als geld’ gebruikt worden en eveneens de economie kunnen aanjagen en ontwrichten. Om ook dit tegen te gaan is een aanzienlijke inperking van de contractvrijheid nodig. Deze zal de economische dynamiek schaden, net als een centrale planner (de publieke geldschepper) die de kans op een financiële crisis tot een minimum wil beperken. Er blijft derhalve in elk systeem een afruil bestaan tussen financiële stabiliteit en economische dynamiek.

Maatregelen zonder spijt

Het is verstandig het huidige financiële systeem robuuster te maken. Gegeven de zelfversterkende dynamiek zijn ankers nodig die het geldstelsel op zijn plek houden. Te denken valt aan: [2]

  • Hogere eisen voor risicodragend vermogen bij banken;
  • Beperken risicovolle (zakenbank-)activiteiten door geldscheppende instellingen;
  • Vergroten van de diversiteit in de financiële sector;
  • Afbouw van de fiscale voordelen voor schuldfinanciering;
  • Focussen op enkele eenvoudige prijsratio’s om bubbels te ontdekken en beperken;
  • Reguleren van de kredietverstrekking in de schaduw-bancaire sector.

Ook zou binnen het huidige systeem de centrale bank in slechte tijden geld direct in de economie moeten kunnen brengen.

Wees voorbereid op een volgende crisis

Het huidige systeem kan robuuster worden. Volledig stabiel zal het financieel stelsel echter nooit worden. Dat is misschien wel de belangrijkste les van de lange geschiedenis van financiële crises. Of de geldschepper nu een publiek instituut of private marktpartij is, deze zal altijd opereren in een maatschappelijk krachtenveld dat ertoe aanzet de risico’s en rendementen in goede tijden te zonnig in te zien en in slechte tijden te donker. Het financieel systeem moet tegenwicht bieden aan overmatig conjunctureel optimisme en pessimisme, en tegelijk ook ruimte bieden voor nog onbekende vernieuwingen. Geldschepping is daarmee een taak van groot maatschappelijk belang die altijd de nodige risico’s zal kennen.

Voetnoten:


[1] Zie voor een overzicht en uitgebreide bespreking van de meest besproken alternatieven met een publieke geldschepper Charlotte Dixhoorn (2013) ‘ Full reserve banking; an analysis of four monetary reform plans’, SFL.

[2] Voor een uitgebreidere toelichting zie SFL (2014) ‘ Brief voor kameroverleg kabinetsvisie bankensector’ en van Tilburg en Weyzig (2013) ‘ Achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken van leden van het Sustainable Finance Lab’.

* De auteurs danken de volgende SFL-leden voor hun inbreng:
Harald Benink,Tilburg University, hoogleraar banking and finance,
Dirk Bezemer, Rijksuniversiteit Groningen, universitair hoofddocent economie,
Peter Blom, Triodos Bank, voorzitter Raad van Bestuur,
Klaas van Egmond, Universiteit Utrecht, faculteitshoogleraar Geowetenschappen,
Ewald Engelen, Universiteit van Amsterdam, hoogleraar financiële geografie,
Marleen Janssen Groesbeek, Avans Hogeschool Breda, lector sustainable finance and accounting,
Arjo Klamer, Erasmus Universiteit Rotterdam, hoogleraar economie van kunst en cultuur,
Karen Maas, Erasmus Universiteit Rotterdam, universitair docent,
Mark Sanders, Universiteit Utrecht, universitair hoofddocent internationale macro-economie,
Hans Schenk, Universiteit Utrecht, hoogleraar economie,
Esther-Mirjam Sent, Radboud Universiteit Nijmegen, hoogleraar economische theorie en economisch beleid,
Irene van Staveren, Erasmus Universiteit Rotterdam, hoogleraar pluralistische ontwikkelingseconomie en
Bert de Vries, Universiteit Utrecht, hoogleraar global change and sustainability.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik