Back

Artikel

Home

Leer scholier niet alleen de micro-economie van de commissie Teulings

13 feb 2009
Onderwerpen: Economieonderwijs, Onderwijs en wetenschap
Het in voorbereiding zijnde herziene onderwijsprogramma Economie voor HAVO en VWO is te eenzijdig op de micro-economie gericht. De Amsterdamse econoom Boot roept economen op aan de noodrem te trekken voordat dit programma in gebruik wordt genomen.

De ontwikkeling van het nieuwe onderwijsprogramma economie is een rijdende trein die niet meer te stoppen lijkt. De vooraanstaande economen in het land bemoeien zich niet meer met het programma, technocraten hebben het proces overgenomen en zijn de aanbevelingen van de Commissie Teulings uit 2002 en 2005 blind aan het implementeren. Dit zou niet zo erg zijn ware het niet dat de Commissie Teulings door een overvloed aan micro-economen in haar gelederen en zich baserend op de puur marktgeoriënteerde samenleving van het moment gevangen raakte in een tunnelvisie waardoor de juiste balans in haar voorstellen uit beeld raakte. Erger nog, niet alleen raakte de balans zoek, het macro-economisch perspectief verdween geheel uit beeld. Graag doe ik nog een poging om het debat op gang te brengen en richting te geven aan het curriculum waarop gestuurd zou moeten worden.

Belang van macroperspectief

Laat ik eerst een paar voorbeelden geven waarom het micro-economische denken te beperkt is. Aan de huidige kredietcrisis liggen macro-economische onevenwichtigheden ten grondslag. Grote overschotten op de handelsbalans van China, en grote tekorten op die van de VS. Dit leidt tot grote dollarbeleggingen van door China verdiende dollars in de VS. Ja, China kocht Amerikaans overheidspapier op, en deze vraag zorgde voor een extreem lage rente op dat papier. Diezelfde lage rente heeft invloed op de bestedingen en het extreem in de schulden steken van Amerikanen. Dit leidde tot oververhitting, asset-price bubbles, en uiteindelijk ook mede tot de kredietcrisis. Dit zijn macro-economische bewegingen die tot micro gedrag leiden (veel lenen), en dan weer macro-economische gevolgen hebben. Dit soort processen zijn essentieel om te begrijpen.

Nog een voorbeeld, we dachten dat we veel toezicht op banken hadden. Dat klopt, ongetwijfeld is dat niet allemaal goed gegaan, maar er was weldegelijk sprake van een heel apparaat. Maar waar gaat het in de kredietcrisis over? Niet ten principale over het falen van individuele banken, maar over het falen van het systeem als geheel. En het toezicht op dit laatste, ook wel genoemd het macro-prudentieel toezicht, was volstrekt onvoldoende. En dit zit ook gedeeltelijk vast aan de hierboven genoemde macro-economische onevenwichtigheden die een heel systeem uit evenwicht kunnen halen. En hieraan zit dan ook de discussie vast of het IMF een belangrijker rol moet spelen, en ook de discussie over de rol van het monetair beleid in het tegengaan van onevenwichtigheden.

In het bijzonder dreigt kennis over macro-economische verbanden ondergesneeuwd te raken. Het is aardig om in dit verband de Keynesiaanse modellen aan te halen. Ja, het is juist dat de dominantie van deze modellen in het economie-onderwijs een mate van willekeur heeft. Dit Keynesiaanse gedachtegoed is géén wetmatigheid, zoals Einsteins fameuze relatie. Maar in de huidige kredietcrisis heeft het Keynesiaanse gedachtegoed wel weer aan kracht gewonnen: moet de overheid met een stimuleringsbeleid de vraaguitval te lijf gaan? Waar het hoe dan ook goed voor is, is dat het de leerling inzicht geeft in macro-economische verbanden en de economische kringloop. Denken in macro-economische verbanden, met de kringloop als een soort boekhoudkundig denkkader, is cruciaal en kern van het vak economie. Dit geldt met name ook voor internationale vraagstukken: denk bijvoorbeeld aan de twin deficits in de VS (verband tussen binnenlands spaaroverschot en externe positie) en dat in relatie tot de spaaroverschotten in bijvoorbeeld China.

Met puur en alleen het micro-economische instrumentarium kom je er hier niet. Het internationale aspect biedt nog meer te onderscheiden macro-economische aspecten. Bijvoorbeeld, hoe onderscheidt concurrentie tussen landen zich van concurrente tussen bedrijven? Concurrentie tussen landen is fundamenteel anders. Concurrentie tussen bedrijven betekent veelal dat je hoopt dat je concurrent het slecht doet. Dit verbetert je eigen positie (met wat uitzonderingen, bijvoorbeeld het conglomeratie-effect in een winkelstraat). Een land heeft er echter meestal belang bij dat een ander land het goed doet. Vergelijk Duitsland. Problemen in Duitsland zijn zeer nadelig voor Nederland. Het is onze afzetmarkt! Dus wederom een belangrijke andere kijk vanuit het denken in (internationaal) macro-economische verbanden.

Noodzaak van historisch perspectief

Het vak economie blijft echter een maatschappelijk vak, en dit brengt mij tot de noodzaak voor een historisch perspectief. De economie beoefening gaat door golven. Dit is niet verrassend. Het vak economie valt moeilijk los te zien van de maatschappelijke context. Het is hierdoor niet waardevrij. Hoewel het micro-economische gedachtegoed een bepaalde mate van abstractie kent die het los(ser) maakt van de maatschappelijke context, is dit zeker niet volledig. Hoe we in de toekomst gaan denken weten we niet. Bescheidenheid is belangrijk. Het zou wel heel toevallig zijn als we vandaag de volledige waarheid zouden hebben ontdekt. Tezamen met de constatering dat het economische denken nooit geheel los kan worden gezien van de maatschappelijke context, mag een historisch perspectief op het vak dan ook niet ontbreken.

Schumpeter, in zijn postuum gepubliceerde standaardwerk ‘History of Economic Analysis’, had het ideaal dat het vak economie ontdaan zou kunnen worden van de maatschappelijke en historische context. Hij formuleerde het als “ het [het vak economie] zal eindelijk dezelfde dienst voor de economische politiek opleveren als de theoretische natuurkunde voor de werktuigbouw”.

Hoezeer ik dit ideaal ook toejuich, de realiteit is dat er volgens mij altijd een sterke wisselwerking zal blijven bestaan tussen de economiebeoefening en de maatschappij. Het micro-economische gedachtegoed heeft wel enige mate van algemeenheid en abstractie van de maatschappelijke en historische context, maar staat er zeker niet los van. Het past ook uitdrukkelijk bij het huidige marktgedreven en individualistische tijdsbeeld. Deze realiteit is een reden te meer om het historische perspectief van het vak niet te verwaarlozen. We weten niet wat de toekomst brengt, en lessen trekken uit het verleden voor de toekomst is daarmee van groot belang.

Tegelijkertijd bekruipt mij het gevoel dat de dominantie van het marktdenken op dit moment, en het gebrek aan ideologische tegenstellingen, een atmosfeer heeft geschapen alsof wij nu plotseling weten wat de “juiste” economie is. Ik ben hier verre van overtuigd. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat wij nu plotseling hebben ontdekt hoe de economie echt in elkaar zit, en wat goed economisch beleid is, en, onwaarschijnlijker nog, wat de juiste economische theorie is. Over vijftig jaar denken we misschien weer heel anders. Deze bescheidenheid en relativering zijn belangrijk, en benadrukken dat het verschaffen van een historisch perspectief geen overbodige luxe is. Het mooie is ook dat dit historische perspectief de scherpe micro-economische focus in de huidige programmavoorstellen nuanceert. Het Keynesiaanse denken en andere belangrijke stromingen uit het verleden moeten hierin een plaats krijgen.

Micro-economie zeker van belang

Begrijp me niet verkeerd. Ik onderschrijf het onontkoombare grote belang van het micro-economische instrumentarium. De huidige kredietcrisis biedt hiervoor ook aanknopingspunten. Problemen tussen banken worden vooral veroorzaakt door asymmetrische informatie waardoor banken aan elkaar geen geld willen lenen. De interbancaire markt faalt dus. Dit sluit mooi aan op de werking van markten die centraal staat in het micro-economische gedachtegoed. Terecht is er dan ook in de voorstellen over het nieuwe programma veel aandacht voor marktimperfecties. Het belang van het begrijpen van de werking van markten neemt steeds verder toe, vergelijk ook de moeilijkheden bij het vrijgeven van de taxibranche, de privatisering van energiebedrijven, Schiphol, etc.

Hoewel op dit punt een puur micro-economische oriëntatie voor de handliggend is, is dit niet voldoende als we de vraag stellen of het marktproces leidt tot een (voldoende) rechtvaardige inkomensverdeling, of hoe een fatsoenlijk (menswaardig) sociale zekerheidsstelsel zich verhoudt met de toenemende marktoriëntatie en internationalisatie van economieën. Het is dan ook evident dat er grote macro-economische en maatschappelijke vraagstukken verbonden zijn aan het marktproces.

Slot

De vooraanstaande economen in het land worden overvraagd. De adem ontbreekt om het economieonderwijs op middelbare scholen de aandacht te geven die het verdient. Vandaar ook dat als er eenmaal een rijdende trein ontstaat die het economieonderwijs een bepaalde kant op stuurt die bijna niet meer te keren is. Toch roep ik eenieder op om nu wel hier naar te kijken. Mijn analyse van 2005 die in essentie ook hierboven staat vermeld is door niemand ontkracht. Neen, al mijn collega’s waren het in grote lijnen met mij eens. Niemand had echter de energie om er iets mee te doen. En om zo de trein te stoppen, en tot verbeterde voorstellen te komen.

Er zijn overigens weldegelijk ogenschijnlijk verhitte debatten geweest tussen commissieleden (Van Damme, Theeuwes en Teulings) enerzijds en de oudere garde (Heertje, Schondorf, etc.). Maar uiteindelijk werd er door de Commissie Teulings en haar representanten niet ingegaan op legitieme zorgen zoals die door hen en ook in dit stuk, en mijn eerdere bijdrage (Boot, 2005) naar voren zijn gebracht.

Leerlingen op de middelbare school moeten de economische wereldorde kunnen begrijpen, en niet alleen hoe je managers prikkelt tot betere prestaties of hoe vraag en aanbod de prijs van een goed bepalen en dat soms (vaak...) markten niet goed werken. Leerlingen moeten kunnen nadenken over wat de opkomst van China voor de wereld economie betekent, wat de voor- en nadelen zijn van vaste wisselkoersen zoals in het eurogebied, wat de houdbaarheid is van de euro als landen door grote tekorten op de lopende rekening uit de bocht vliegen.

Kunnen we eindelijk de handen uit de mouwen schudden, en overgaan tot een constructief debat over wat de inhoud van economieonderwijs op middelbare scholen zou moeten zijn?

Dit artikel is een bewerkte versie van een eerder verschenen artikel in ESB, 6 februari 2009, 4553, pp. 90-91.

Referenties:

Boot, A. (2005) Economieonderwijs op de schop, ESB, 90(4469), 372–373.

Schumpeter, J.A. (1954) History of economic analysis. New York: Oxford University Press.:

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik