Back

Artikel

Home

Keynes zou in deze crisis ook voor Zalm hebben gekozen

29 jan 2009
Onderwerpen: Macro-economische politiek, Openbare financiën
Moet de overheid de economie aanjagen met belastinggeld of moet strikt vastgehouden worden aan het structurele begrotingsbeleid, beter bekend als de Zalm-norm. Volgens de Amsterdamse econoom Den Butter verdient in de huidige crisis handhaving van de Zalm-norm de voorkeur boven een keynesiaans stimuleringsbeleid. Zo’n stimuleringsbeleid is kostbaar terwijl de uitkomsten ervan ongewis zijn. Bovendien worden de kosten ervan op de jongere generaties afgewenteld. De overheid dient zich nu volledig te concentreren op het op orde brengen van de financiële markten. Dit laatste kan ook geld gaan kosten als beleidskeuzes verkeerd uitpakken.

Structureel begrotingsbeleid?

Nu onverantwoord bankgedrag en activistische aandeelhouderschap niet alleen de financiële wereld maar ook de reële economie in een diepe crisis hebben gestort, is de vraag: hoe komen we eruit? In het politieke discours strijden twee beleidsalternatieven om aandacht, namelijk een keynesiaanse bestedingsimpuls of handhaving van het structurele begrotingsbeleid, beter bekend als de Zalm-norm. Voor beide oplossingen valt wat te zeggen.

De pro’s voor Keynes

Een belangrijk argument voor een ruimhartige bestedingsimpuls is dat de crisis overeenkomst begint te tonen met de situatie in de jaren ‘30 van de vorige eeuw, toen een stimulering van de vraag veel te lang achterwege is gebleven. Ontegenzeggelijk heeft de “New Deal” van President Roosevelt indertijd uitkomst geboden. Het is niet verwonderlijk dat de huidige Amerikaanse President Obama zich hierdoor laat inspireren. Gezien de grote internationale economische vervlechting en toename van de wereldhandel die de globalisering heeft gebracht, ligt het voor de hand dat voor de wereldwijde crisis ook een keynesiaanse vraagstimulering op wereldwijde schaal nodig is. Nederland zou mee moeten doen, hetgeen in de EU ook van ons land wordt gevraagd. Daarbij komt dat het gevaar van oplopende inflatie door de bestedingsimpuls momenteel niet groot is. Eerder bestaat het gevaar voor deflatie wanneer de crisis voortduurt en de vraag niet aantrekt. Bovendien geldt in deze situatie dat ook sommige bedrijven, net als de banken die met een bailout uit de brand zijn geholpen, “too big to fail” zijn. Het gaat immers niet om een normale conjuncturele inzinking, waar bij laag tij de wrakken bloot komen te liggen zodat deze kunnen worden opgeruimd. Deze reinigende rol van de recessie is minder relevant nu de bron van de crisis volledig in de monetaire sfeer ligt. In ieder geval lijkt het voordeel van de reiniging niet op te wegen tegen de kosten van afbraak van productiecapaciteit en ontslag en weer aannemen van personeel.

De keuze voor Zalm

Toch is mijn aanbeveling voor Zalm te kiezen en vast te houden aan het structurele begrotingsbeleid. Deze Zalm-norm kent een strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven van de overheid. Het betekent dat de geplande overheidsuitgaven in een conjuncturele inzinking gehandhaafd blijven, ook al lopen de inkomsten terug. Bezuinigingen zijn dan dus niet nodig. Daarom heeft het beleid in ieder geval geen procyclisch effect, hetgeen bij bezuinigingen in een verslechterend economisch klimaat het geval zou zijn. Zo zijn bij de Zalm-norm zogeheten automatische stabilisatoren ingebouwd. Dat geldt trouwens ook voor een conjuncturele opleving waarbij de extra overheidsinkomsten niet aan extra overheidsuitgaven mogen worden besteed. Het financieringssaldo van de overheid vormt de buffer: tijdens slechte tijden neemt het saldo af en loopt de staatschuld op terwijl het de bedoeling is dat in goede tijden het saldo positief is en er aflossing van de staatsschuld plaatsvindt. In de afgelopen jaren heeft toepassing van het structurele begrotingsbeleid voor veel rust in de overheidsfinanciën gezorgd: zowel de ministeries als de buitenwacht weten waar ze met deze begrotingsregels aan toe zijn.

Handhaaf de rust van Zalm

Een belangrijk argument om in deze moeilijke tijden de Zalm-norm te handhaven is de bewaring van de rust die het genereert. Toegeven aan de roep om een keynesiaans stimuleringsbeleid verstoort deze rust. Dat blijkt al nu er de suggestie is gewekt dat stimulering in de rede ligt. In reactie op de hulp die de omvallende banken via bailouts van de regering hebben gekregen, staan vele andere bedrijven bij de overheid op de stoep. Daarbij is het zeer moeilijk een onderscheid te maken tussen hulp die echt noodzakelijk is om tijdelijke problemen op te lossen, en lobbygedrag om flink wat uit de ruif te kunnen meepikken. Dat laatste is een vorm van ‘rent seeking’ die alleen maar slecht voor de economie en de welvaart is. Binnen het begrotingskader is het trouwens wel mogelijk om tijdelijk belastingen te verlagen om de economie te stimuleren. De regering heeft dat al gedaan door ondernemers toe te staan investeringen versneld af te lossen. Ook worden zoveel mogelijk bestaande investeringsplannen door de overheid zelf vervroegd in uitvoering genomen. Al met al betekent toepassing van de Zalm-norm in de huidige situatie een “automatische” stimulans van 22 miljard euro in 2009 en 2010 voor de Nederlandse economie, zo heeft Flip de Kam in zijn column van 24 januari 2009 in NRC Handelsblad berekend (blz. 16). Snel beslissen over nieuwe overheidsplannen, bijvoorbeeld om de economische structuur te verduurzamen, of het uit de la halen van oude plannen, valt echter af te raden. Immers, wanneer uitvoering van zulke plannen echt gewenst is – en in mij optiek geldt dat voor verduurzaming van de economie - , zou dat ook, of zelfs juist, tijdens goede tijden moeten gebeuren. Conjunctuurbeleid en structuurbeleid mogen niet worden verward.

Bovendien hebben nieuwe plannen, ook al vindt de besluitvorming versneld plaats, een lange opstarttijd. De vraag is dan of de timing van de uitgaven niet verkeerd is. Het probleem van de timing van de conjuncturele stimulering vormt toch al een reden waarom het keynesiaanse stimuleringsbeleid uit de gratie is geraakt. Een andere reden is dat de economie aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig immuun voor een actief conjunctureel stabilisatiebeleid bleek te zijn geworden. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de bezwaren die indertijd golden tegen vraagstimulering nu zijn verdwenen. Daarbij komt dat de huidige roep om overheidshulp vooral van de bedrijven komt, zodat dus om aanbodstimulering wordt gevraagd. Dat is vreemd in een periode van vraaguitval, die op zich ook nog niet zo slecht en onbegrijpelijk is omdat aan de crisis een overmatige consumptie op basis van schuldfinanciering vooraf is gegaan.

Generatiebewuste borging van het publiek belang

Die schuldfinanciering vormt evenzeer een argument om nu voor Zalm te kiezen. Immers, het begrotingstekort loopt in de methodiek van het structurele begrotingsbeleid door de crisis al op, zodat de staatsschuld toeneemt. Daar komt nog de toename van de staatsschuld bij vanwege de enorme bedragen die de overheid heeft moeten uitgeven om banken te nationaliseren en te herkapitaliseren. Er is twijfel of al dat geld wel op termijn wel in de schatkist zal terug vloeien. De oplopende staatsschuld vormt een last voor de toekomstige generaties, die het toch al zwaar krijgen vanwege de vergrijzing en ontgroening. Het was juist de bedoeling van het huidige kabinet om de staatschuld af te bouwen om een meer eerlijke verdeling van lusten en lasten tussen generaties te bereiken. Extra keynesiaanse stimulansen verergeren de onevenwichtigheden. Daarom kan de keuze voor Zalm als een generatiebewuste oplossing voor de kredietcrisis worden opgevat. Wel is het gewenst geen bezuinigingen of belastingverzwaring door te voeren, wanneer onverhoopt door sterk achterblijvende inkomsten van de overheid het financieringstekort boven de 3% BNP uitkomt, die door de EU als grens wordt gesteld. Dat moet dan maar, want een procyclisch bezuinigingsbeleid is in deze crisis uit den boze. Bedacht moet worden dat, zoals gezegd, de huidige crisis een zuiver monetaire oorzaak heeft. Het is maar helemaal de vraag of er een economische recessie zou zijn gekomen wanneer de banken geen onverantwoord gedrag hadden vertoond. Daarom verdient eerst en vooral de terugkeer van het vertrouwen tussen de banken de volle aandacht van de regering. Dan kan ook de onderlinge kredietverlening weer op gang gebracht worden. Nu door het ineenstorten van de financiële markten ordelijke kredietverlening een publiek belang is geworden, behoort het tot de taak van de overheid om dat publieke belang te borgen. De overname door de Staat van 21,6 miljard euro aan onveilige Amerikaanse hypotheken van ING, kan een kostbare manier blijken te zijn om het onderlinge vertrouwen tussen banken te herstellen. Keynesiaans stimuleringsbeleid met onbezonnen kredietverlening draagt aan dat herstel niet verder bij. Integendeel. Waarschijnlijk zou Keynes in deze situatie daarom zelf ook voor Zalm kiezen.

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik