Back

Artikel

Home

Juist risicovolle banken zijn dure banken

12 apr 2011
Onderwerpen: Financiële markten
Met weinig kapitaal en een balanstotaal van bijna zes keer het nationaal inkomen schuiven banken het risico op de staat. Alleen met een forse verhoging van het eigen vermogen van banken wordt de financiële sector weer gezond. Basel III is daarom slechts het begin, stellen Arnoud Boot en Rens van Tilburg.

De Tweede Kamer lijkt in slaap gevallen. De belangrijkste discussie over onze financiële sector – hoe maken we hem veilig? – wordt niet gevoerd. Nederlandse banken werden voorafgaand aan de crisis soms gefinancierd met maar 2 procent eigen vermogen1. Toezichthouders willen dit – met het zogenoemde Basel III akkoord – verhogen naar 5 à 7 procent. Er is weinig fantasie nodig om te beseffen dat op deze manier nog steeds volstrekt onacceptabele risico’s blijven bestaan. Een bedrijf met 93 à 95 procent schuld en een paar procent eigen geld valt zo om. Banken hebben nog altijd veel vrijheid om naar eigen inzicht uiterst risicovolle activiteiten te ontplooien. De verschaffer van eigen vermogen, de aandeelhouder, staat vrij machteloos als de leiding van de bank besluit het genomen risico ‘zomaar’ te vergroten. Daarom is een dergelijk kapitaalniveau bepaald niet comfortabel. Nederland moet, met zijn financiële sector van meer dan vijfmaal het nationaal inkomen, Zwitserland volgen en veel hogere kapitaaleisen afdwingen.

Basel is het minimum

De kapitaaleisen waarover wordt gesproken zijn minimumeisen. Iedereen, dus ook Nederland, kan hogere eisen stellen. De Tweede Kamer heeft daarom geen excuus om niet zelf het initiatief te nemen. Het parlement kan zich niet verbergen achter de ‘machteloosheid’ van Nederland binnen het grote Europa die centraal staat in het Europa-debat. De Tweede Kamer wacht de stresstesten van banken af. Die testen moeten laten zien of banken voldoen aan de laagste kapitaalniveaus. Dat is heel mooi, maar welk eigen plan heeft de Kamer? Het parlement moet bepalen welke veiligheid het van het bankwezen verlangt in plaats van zich in slaap te laten sussen door stresstesten, die – als ze ook maar enigszins lijken op die van vorig jaar – niet bepaald informatief zijn.

Kamerleden discussiëren over bonussen, maar het echte probleem is niet dat de bonussen terug zijn, maar dat het riskante bankieren spoedig weer zal beginnen. Niemand wil achterblijven. Risico’s worden onderschat. Het bankwezen zit binnen de kortste keren weer in de problemen.

Het eigen vermogen van banken dient om financiële tegenvallers op te vangen. Hoe hoger dit eigen vermogen is, hoe veiliger de bank. Volgens een analyse van de Bank of England (Miles, Yang, Marcheggiano, 2011) is een kapitaalseis wenselijk van ruim tweemaal ‘Basel III’. De Zwitserse toezichthouder stelt een niveau in van bijna 20 procent. Dat is begrijpelijk, in het licht van het verlies van 13 procent van het eigen vermogen van de Zwitserse bankkolos UBS tijdens de crisis. Nederland is, met zijn grote financiële sector, buitengewoon kwetsbaar voor financiële instabiliteit. Met Zwitserland en Ierland behoort Nederland tot de wereldtop wat betreft de omvang van de bankbalansen ten opzichte van het nationaal inkomen. We laten bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk ver achter ons (zie figuur 1). De belangen van de Nederlandse belastingbetalers, die garant staan voor de Nederlandse bankiers, verdienen daarom bescherming, met Swiss Style kapitaalseisen.

Figuur 1: Verhouding bancaire activa en bbp

Figuur 1: Verhouding bancaire activa en BBP
Bron: DNB, 2011

Onnodige bangmakerij

Vanwaar deze terughoudendheid van onze politici? De reden hiervoor is dat de banken dreigen dat zij minder geld kunnen uitlenen door hogere kapitaaleisen. Volgens de internationale lobby van banken zouden de oorspronkelijke Basel-voorstellen de economie van de eurolanden de komende jaren doen slinken met meer dan 4 procent en 4,6 miljoen banen kosten (IIF, 2010). Er is echter geen enkele reden om te geloven in deze rampscenario’s van de banken. Het eigen vermogen van banken heeft sterk gevarieerd in de tijd en tussen landen, zonder dat dit leidde tot grote verschillen in de kredietverlening (Miles, Yang, Marcheggiano, 2011). Wil iemand verdedigen dat de extreme schuldfinanciering van banken tussen 2004 en 2008 ons veel goeds heeft gebracht?

Figuur 2: Leverage van banken en groei bbp in het Verenigd Koninkrijk

Figuur 2: Leverage van banken en groei bbp in het Verenigd Koninkrijk
Bron: Miles et al. (2011, p. 6).

Waandenkbeelden

Waandenkbeelden bepalen nu de discussie over het eigen vermogen van banken. Zo zeggen banken dat eigen vermogen duur is, maar eigen vermogen is alleen maar duur door de grote en onacceptabele risico’s waaraan banken het blootstellen (zie bijvoorbeeld Admati et al., 2010 en Bijlsma en Zwart, 2010). Free lunches bestaan niet. Door meer met schulden te financieren, neemt het risico toe en daarmee ook de kosten om dit weinige kapitaal aan te trekken. Het probleem is dat de markten de strategie van banken niet meer vertrouwen en een hoge risicovergoeding eisen (Boot en Schmeits, 1998). De kosten van kapitaal zullen dalen als de markt gelooft dat de bankiers geen grote risico’s gaan nemen. Kapitaal hoeft dus niet zo duur te zijn als het nu is.

De consequenties van de waandenkbeelden van banken gaan nog verder. Als banken echt denken dat kapitaal hoe dan ook duur is, dan zullen ze bij hogere kapitaaleisen paradoxaal genoeg geneigd zijn meer risico te nemen. Immers, zo zullen de verwarde bankiers denken, om toch over dat hogere kapitaal een zelfde hoog rendement te (blijven) maken moet het risico worden opgevoerd. Als dit gebeurt dan wordt de veiligheid die extra kapitaaleisen geven ondermijnd (zie Boot, 2011). De fout is wederom dat niet wordt onderkend dat een hoger kapitaal betekent dat dit kapitaal veiliger is geworden en dat daardoor voor beleggers een lager rendement acceptabel wordt.

Wat dit betekent is dat hoge kapitaaleisen op zichzelf niet voldoende zijn. Het risico-zoekend gedrag van banken zal ook langs andere weg in de hand moeten worden gehouden, bijvoorbeeld via toezicht. Daarnaast mogen structurele ingrepen in het bankwezen niet worden uitgesloten. Zo wordt in de VS getracht met de zogenaamde Volcker Rule de risico’s verbonden aan proprietary trading af te zonderen. En in Groot Brittanie heeft een onafhankelijke commissie voorgesteld het retail bankbedrijf te versterken door het apart te kapitaliseren en zo veel mogelijk qua risico’s immuun te maken van andere bancaire activiteiten (Independent Commission on Banking, 2011).

Weg met subsidie op schuld

Een ander belangrijk aspect moet worden onderkend. De fiscale bevoordeling van schuldfinanciering werkt verstorend. Rente-aftrek voor de vennootschapbelasting geeft een subsidie op schuldfinanciering en benadeelt financiering met eigen vermogen. Deze renteaftrek is in feite een overheidssubsidie voor het onveilig maken van banken. Het parlement moet daarom het initiatief nemen om het fiscale systeem aan te pakken, opdat eigen vermogen en schuldfinanciering fiscaal op gelijke wijze worden behandeld en banken niet meer worden bestraft voor veilige financiering van het eigen vermogen. Ook hier zou enige urgentie van de Tweede Kamer wenselijk zijn. Diezelfde subsidie op schuld heeft Nederland ook wereldkampioen hypotheekschulden gemaakt. Het IMF wees op de onacceptabele risico's daarvan.

Niet alleen worden de kosten van meer eigen kapitaal door de banken overschat, ze laten ook de opbrengst van veiliger banken buiten beschouwing. Veiliger banken hebben echter een directe opbrengst, namelijk het voorkomen van de kosten van een financiële crisis die historisch gezien al gauw leidt tot het verlies van zo’n 10% van het nationaal inkomen (Reinhart en Rogoff, 2009).

Het parlement moet aan het werk. Maak het Nederlandse financieel systeem veilig. Volg Zwitserland met hoge kapitaaleisen. Pak het fiscale stelsel aan. Juist Nederland heeft, met zijn grote bankensector, belang bij financiële stabiliteit. Gun ook de Nederlandse belastingbetaler het Zwitserleven-gevoel.

Voetnoot

(1) ING bevond zich samen met UBS, Barclays en Deutsche Bank in de absolute topgroep qua leverage in Europa, zie bijvoorbeeld bericht CNNMoney.Com en Gros (2010).

Referenties

Admati, A.R., P.M. DeMarzo, M.F. Hellwig en P. Pfleiderer, 2010, Fallacies, Irrelevant Facts, and Myths in the Discussion of Capital Regulation: Why Bank Equity is Not Expensive, Stanford GSB Research Paper 2065.

Bijlsma M. en G. Zwart, 2010, Zijn strengere kapitaaleisen kostbaar? CPB Document

No 215, Den Haag.

Boot, A.W.A., 2011, Banking at the Cross Roads: How to deal with Marketability and Complexity? FED Atlanta 2011 Financial Markets Conference Navigating the New Financial Landscape, manuscript, ACLE, Universiteit van Amsterdam.

Boot, A.W.A. en A. Schmeits, 1998, Challenges to competitive banking: a theoretical perspective, Research in Economics, 52, 255-270.

Gros, D., (2010), Too interconnecdted to fail = too big to fail: What is in a leverage ratio?, Vox, 26 januari 2010.

Independent Commission on Banking, 2011, Interim Report Consultation on Reform Options, UK special commission, April.

Institute of International Finance, 2010, Interim Report on the Cumulative Impact on the Global Economy of Proposed Changes in the Banking Regulatory Framework, juni 2010, Institute of International Finance.

Miles, D., J.Yang en G. Marcheggiano, 2011, Optimal bank capital, Bank of England, External MPC unit, Discussion Paper 31.

Reinhart, C. M. en C. Rogoff (2009)

This Time is Different: Eight Centuries of Financial Folly. Princeton University Press.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik