Back

Artikel

Home

Innovaties in duurzaam bouwen lijden onder Nederlands ‘knipperlicht-beleid’

20 jan 2010
Onderwerpen: Innovatie, Milieu
De Nederlandse overheid lanceert met hoge frequentie maatregelen voor het stimuleren van innovatie in duurzaam bouwen en schaft ze weer af. Dat schept onzekerheid bij het bedrijfsleven. Dit ondermijnt de effectiviteit van dit beleid, stelt econome Joelle Noailly. Afgezien van de duurzame lampen van Philips en hr-ketels blijft Nederland op dit gebied achter. Hierdoor mist het Nederlands bedrijven een snelle groeimarkt: duurzaam bouwen is een belangrijke manier om CO2-emissies te reduceren.

Duurzaam bouwen belangrijk voor reductie CO2-emissie

Door de koude winter staat in alle huizen de verwarming extra hoog, waardoor het energiegebruik en de CO2 emissies toenemen. In Nederland zijn de verlichting van kantoorpanden en de verwarming van woningen verantwoordelijk voor een derde van alle CO2-emissies. Innovaties in duurzaam bouwen zijn daarom van belang om de uitstoot te reduceren. Er is veel te winnen met het toepassen van bijvoorbeeld betere isolatie, Hr-ketels, warmtepompen, ledlampen of energiezuinige bouwmaterialen. Een recente studie van Ecofys (2009) laat bijvoorbeeld zien dat het vervangen van driekwart van alle Hr-ketels in het land door nieuwe hybride lucht/water warmtepompen de uitstoot met 20 procent kan verminderen. Met klimaatverandering hoog op de beleidsagenda kan de markt voor innovaties voor ‘groene gebouwen’ alleen maar groeien. Hoe goed presteren Nederlandse bedrijven op het gebied van innovaties in duurzaam bouwen? En hoe kan het beleid innovatie verder stimuleren?

Nederland scoort goed, dankzij Philips-lampen

In recent CPB-onderzoek geven Noailly, Batrakova en Lukach (2010) een overzicht van innovaties in duurzaam bouwen in Nederland over de laatste decennia. Als maatstaf voor innovaties in duurzaam bouwen is gekozen voor het aantal patentaanvragen door Nederlandse bedrijven in 8 specifieke technologieëngebieden: isolatie, Hr-ketels, warmte- en koudedistributie ventilatie, zonne-energie (en andere duurzaam energieopwekking), verlichting, bouwmaterialen en klimaatbeheerssystemen. Hieruit blijkt dat Nederland goed presteert. De Nederlandse patenten zijn goed voor vijf procent van alle aanvragen bij het Europese Octrooibureau op het gebied van duurzaam bouwen sinds 1977. Daarmee bezet Nederland een keurige vijfde plaats. De hoogste positie wordt door Duitsland ingenomen (22%). Daarna volgen de Verenigde Staten (21%), Japan (20%) en Frankrijk (6%).

Figuur 1 laat zien dat het aantal Nederlandse patentaanvragen in duurzaam bouwen in de jaren negentig sterk is toegenomen, vooral door innovaties op het gebied van energiebesparende verlichting, zoals spaarlampen en ledlampen. In de laatste twee decennia komt een derde van alle Nederlandse patenten in duurzaam bouwen voor rekening van innovaties in verlichtingstechnologieën. Dankzij Philips is Nederland op dat gebied met afstand de nummer één in Europa. Daarnaast doet Nederland het ook goed op het gebied van Hr-ketels. Op andere terreinen, zoals isolatie, warmtepompen en zonne-energie, bevindt ons land zich echter in de Europese subtop. Duitsland, Oostenrijk, Denemarken en Zweden zijn succesvoller dan Nederland als gekeken wordt naar een breder spectrum van technologieën. Duitsland bijvoorbeeld behaalt de top-5 van de meeste innovatieve landen (gemeten door het gemiddelde aantal patentaanvragen bij het Europese Octrooibureau over de 1977-2006 periode gerelateerd aan het nationale inkomen) in alle 8 technologiegroepen.

Figuur 1. Aantal patentenaanvragen van Nederlandse bedrijven per technologie, bij het Nederlands- en Europese Octrooibureau, 1992-2006

Aantal patentenaanvragen van Nederlandse bedrijven per technologie, bij het Nederlands- en Europese Octrooibureau, 1992-2006

Innovatie als motor voor milieuvriendelijke gebouwen

Innovatie is de motor achter duurzaam bouwen. Kenniscreatie en kennisdiffusie vullen elkaar dikwijls aan. Onderzoekservaring kan nodig zijn om andermans bevindingen te kunnen implementeren (Cohen en Levinthal, 1991). Daarom is het vaak niet genoeg om technologieën in het buitenland te kopen. Groene innovaties hebben bovendien last van een dubbele externaliteit. Omdat vervuiling niet geprijsd wordt (de milieu-externaliteit), komt de markt voor groene technologieën moeilijk op gang. Daarnaast verminderen kennisspillovers de prikkels voor innovatie (de kennisexternaliteit). Er is dus een rol voor de overheid om de externaliteiten te corrigeren en de prikkels voor innovatie te verhogen.

Dat streng milieubeleid tot meer innovatie leidt, blijkt ook uit de empirische literatuur (Popp, Newell en Jaffe, 2009). Het aanscherpen van energienormen en het verstrekken van subsidies voor duurzaam bouwen zijn voor de overheid instrumenten om duurzame innovaties te stimuleren. Noailly (2010) laat zien dat een verhoging van de isolatiestandaarden voor wanden met 10 procent de kans op een patent in duurzaam bouwen met 3 procent verhoogd. Ook publieke uitgaven aan energie-innovatie hebben een significant effect op het aantal patenten. Energieprijzen voor huishoudens, die overigens laag waren in de jaren 90, blijken geen effect te hebben op het aantal patenten.

Knipperlichtbeleid in Nederland leidt tot onzekerheid

In Nederland is het effect van het beleid op innovatie slecht te meten. Dit komt door het grote aantal beleidswijzigingen in de afgelopen decennia. Daarnaast heeft Nederland geen traditie op het gebied van beleidsexperimenten, waarmee de effectiviteit van beleid op een systematische wijze kan worden onderzocht Figuur 2 geeft een overzicht van alle beleidsinstrumenten in Nederland over de laatste 30 jaar die betrekking hebben op het stimuleren van innovatie in duurzaam bouwen. Midden jaren 90 werden sommige van de belangrijkste instrumenten ingevoerd, waaronder de Energie Prestatie Norm (EPN), de energiebelasting (REB) en de Energie-investeringaftrek (EIA). Naast deze belangrijke instrumenten wordt het Nederlandse beleid in de afgelopen dertig jaar gekenmerkt door het grote aantal kortlopende instrumenten en de vele herzieningen in het beleid. Zo zijn in de jaren negentig bijvoorbeeld veel subsidieprogramma’s ingevoerd voor een periode van drie tot vijf jaar. Ook na het jaar 2000 werden verschillende instrumenten herzien of stopgezet.

Figuur 2. Een overzicht van beleidsinstrumenten die betrekking hebben op innovaties in duurzaam bouwen, 1977-2006

Een overzicht van beleidsinstrumenten die betrekking hebben op innovaties in duurzaam bouwen, 1977-2006

Noot: Zie Appendix in Noailly et al. (2009) voor een toelichting over de afkortingen.

Dit ‘knipperlichtbeleid’ over de afgelopen decennia, met veel kortlopende en wisselende instrumenten, is slecht voor innovatie. De voornaamste reden is dat veranderingen in beleid onzekerheid creëren. Deze onzekerheid heeft nadelige gevolgen voor het investeren in nieuwe technologieën. Om vandaag in technologieën voor duurzaam bouwen te investeren moeten bedrijven wel weten wat de mogelijke opbrengst van hun inspanningen zijn. Dit hangt af van het toekomstige beleid. Hoewel veranderingen in beleid soms wenselijk kunnen zijn, gaan voortdurende wisselingen ten koste gaan van innovatie. Johnstone, Hascic en Scapecchi (2009) maken hard dat instabiliteit van milieubeleid negatieve gevolgen heeft voor innovatie: landen met een stabiel milieubeleid hebben meer patentenaanvragen voor groene innovatie dan landen waar het beleid minder stabiel is. Dit wordt bevestigd in Noailly (2010): Oostenrijk, Denemarken en Duitsland zijn veel innovatiever op het gebied van duurzaam bouwen dan Nederland.

Conclusie

Beleid helpt voor het ontwikkelen van groene technologie. Strengere normen en subsidies voor duurzaam bouwen maken het aantrekkelijk voor bedrijven om te innoveren, zo blijkt uit het effect van beleid op het aantal aanvragen van patenten op het terrein van schone technologie. Dit effect is groter naarmate het beleid stabieler is. Helaas creëert het grote aantal beleidsinstrumenten voor energiezuinige huizen en kantoren dat in Nederland is geïntroduceerd sinds de jaren ‘90 (en veelal na korte tijd weer werd afgeschaft) niet de stabiele omgeving die ondernemers het vertrouwen geeft dat ze hun investeringen in R&D daadwerkelijk terug zullen verdienen. Met een consistent lange-termijn beleid voor innovatie in duurzaam bouwen kan de overheid zorgen dat onze woningen én warm én groen worden. Zo komen we warmpjes de winter door zonder het milieu te schaden.

Referenties:

Cohen W., and D. Levinthal (1990) “Absorptive capacity: a new perspective on learning and innovation”, Administrative Science Quarterly, vol. 35,no. 1, pp 128-152.

Ecofys (2009) “Energiebesparing- en CO2-reductiepotentieel hybride lucht/water warmtepomp in de bestaande woningbouw”, Ecofys rapport.

Noailly, J. (2010), “Improving the energy efficiency of buildings: The impact of environmental policy on technological innovation”, CPB Discussion Paper 137.

Noailly, J., S. Batrakova, R. Lukach (2010), “Home, green home - A case study of inducing energy-efficient innovations in the Dutch building sector”, CPB Document 198. http://www.cpb.nl/nl/pub/cpbreeksen/document/198/doc198.pdf

Johnstone, N., I. Hascic, P. Scapecchi (2009), “Environmental policy stability and innovation in environmental technologies”.

Popp, D., R. Newell and A. Jaffe (2009), “Energy, the environment, and technological change”, NBER Working Paper 14832.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik