Back

Artikel

Home

Hoe kunnen we een eenmalige uitkering bij pensionering veillig en eenvoudig maken?

23 okt 2017
Dossiers: Pensioen
Onderwerpen: Pensioen
In het regeerakkoord staat dat de nieuwe regering ‘meer ruimte wil bieden voor keuzevrijheid en zal onderzoeken of en hoe het in het vernieuwde stelsel mogelijk is om een beperkt deel van het pensioenvermogen op te nemen als bedrag ineens bij pensionering’. PGGM-economen Niels Kortleve en Merle Willemsen nemen dit voorstel onder de loep. Zij stellen vast dat er behoefte bestaat aan het opnemen van een deel van het pensioenvermogen en denken na over hoe zo’n maatregel op eenvoudige wijze vormgegeven kan worden met behoud van een adequaat levenslang inkomen.

Behoefte opname deel pensioenvermogen

De nieuwe regering wil meer keuzevrijheid bij pensioen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er zeker behoefte is aan meer flexibiliteit van pensioen bij pensionering. Onder deelnemers is het gebruik van bestaande opties de laatste jaren sterk toegenomen (Willemsen en Kortleve 2016a). Dit heeft onder andere te maken met het stopzetten van VUT- en prepensioenregelingen en het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd. Deelnemers moeten langer doorwerken, maar niet iedereen kan of wil dat. Dit leidt vooral tot meer gebruik van het vervroegen van het pensioen. Verder geven veel deelnemers aan behoefte te hebben aan een eenmalige uitkering bij pensionering: ruim de helft van de deelnemers wil meer flexibiliteit bij pensionering, bijvoorbeeld via een eenmalige uitkering (Willemsen en Kortleve 2016b, Bockweg e.a. 2016). Zo’n eenmalige uitkering geeft deelnemers meer mogelijkheden hun oude dag vorm te geven en biedt hen bijvoorbeeld de mogelijkheid hun huis aan te passen om daar langer te blijven wonen, de hypotheek af te lossen (wat leidt tot lagere maandlasten), extra zorg en voorzieningen te regelen. Vooral deelnemers met lagere inkomens, in minder goede gezondheid en/of met kinderen zouden van een eenmalige uitkering gebruik van willen maken. Onderzoek uit andere landen laat zien dat mensen de flexibiliteit van een eenmalige uitkering bij pensionering positief waarderen, omdat ze daardoor hun pensioen beter kunnen afstemmen op hun behoeften (Rocha en Vittas 2010). Tevens prefereren deelnemers die (zeer) ontevreden zijn met de huidige flexibiliteit in het pensioenstelsel vaker een eenmalige uitkering dan tevreden deelnemers. Het toevoegen van een eenmalige uitkering aan de huidige keuzemogelijkheden kan bijdragen aan een hogere tevredenheid ten aanzien van het pensioen.

Deelnemers en ook sociale partners geven tegelijkertijd aan dat er voldoende pensioeninkomen over moet blijven om goed van te kunnen leven. Als deelnemers bij pensionering hun hele pensioen zouden kunnen opnemen, zoals in diverse landen mogelijk is, dan kan dit leiden tot een sterke terugval in inkomen. Met als mogelijk gevolg dat deelnemers een extra beroep op allerlei inkomensafhankelijke regelingen (voorzieningen) doen. Door een eenmalige uitkering bij pensionering echter te baseren op de kaders van de hoog-laagconstructie kan men dergelijke nadelen voorkomen.

Eenmalige uitkering baseren op hoog-laagconstructie

Momenteel mogen deelnemers bij pensionering al gebruikmaken van de hoog-laagconstructie. Die constructie houdt in dat deelnemers er voor kunnen kiezen om een levenslange vaste uitkering (annuïteit) om te zetten in een hogere pensioenuitkering voor een bepaalde periode en daarna voor de rest van hun leven een lagere uitkering (of omgekeerd). Ze mogen maximaal 10 jaar zo’n hogere (of lagere) uitkering ontvangen en de verhouding tussen de hoge en de lage uitkering mag maximaal 100:75 zijn.

Figuur 1: Omzetting van annuïteit in hoog-laagconstructie en in eenmalige uitkering bij pensionering

 

Op deze manier kunnen deelnemers nu al zorgen dat ze een deel van hun pensioen eerder ontvangen, namelijk in de eerste jaren jaar van hun pensionering. Als ze kiezen voor eerst 10 jaar ‘hoog’ en daarna ‘laag’ en dat in de ratio 100:75 doen, halen ze binnen de huidige kaders zoveel naar voren op hun pensioenleeftijd als met deze constructie is toegestaan (zie middelste blok figuur 1).[1]

Deze constructie biedt ook mogelijkheden om de eenmalige uitkering vorm te geven. Die uitkering is in feite niet anders dan de contante waarde van het verschil van 10 jaar hoge minus lage uitkering (rechtse blok figuur 1). Deelnemers krijgen dan een eenmalige uitkering en een “laag-laagconstructie”. Door die eenmalige uitkering te baseren op de regels voor de hoog-laagconstructie voorkomt men – net als bij de hoog-laagconstructie zelf – dat deelnemers te weinig pensioeninkomen overhouden; ze krijgen immers minimaal de lage uitkering uit de hoog-laagconstructie.

Uitgaan van karakteristieken pensioenfonds

Bij de hoog-laagconstructie zijn de regels voor de berekeningen, zoals levensverwachting en discontofactoren, fondsspecifiek. Ook geldt dat bij die berekeningen het fonds actuarieel uitgaat van de harde verplichtingen zonder rekening te houden met mogelijke kortingen en toeslagen (zoals indexaties); het fonds neemt alleen die kortingen en toeslagen mee in de berekeningen waarover het al een formeel besluit heeft genomen. Hetzelfde zou moeten gelden voor de eenmalige uitkering. Omdat de parameters per fonds verschillen zouden deelnemers bij elk fonds een net iets ander percentage van hun pensioenaanspraken uitgekeerd kunnen krijgen. Analyses voor verschillende fondsen geven aan dat dat percentage in de buurt van 15% ligt, wat internationaal gezien nog steeds laag is. [2]

Net als de hoog-laagconstructie zou het aan de sociale partners moeten zijn om te bepalen of ze de mogelijkheid van een eenmalige uitkering bij pensionering willen opnemen in de pensioenregeling en zo ja, onder welke voorwaarden. De sociale partners kunnen zo rekening houden met de populatie en het belang van hun deelnemers. Huisartsen hebben bijvoorbeeld een pensioenregeling met een relatief lage uitkering aan het begin van hun pensionering en relatief hoge indexatie en toeslag op hun uitkeringen. [3] De eenmalige uitkering is voor hun deelnemers in de meeste gevallen financieel (zeer) onaantrekkelijk omdat ze alle toekomstige stijgingen mislopen en dat kan een overweging zijn om zo’n eenmalige uitkering niet op te nemen in de pensioenregeling.

Voorkomen van stapeling van effecten

Aansluiten bij de bestaande regels voor de hoog-laagconstructie kan ook een stapeling van effecten voorkomen. Als deelnemers namelijk zowel hun pensioen maximaal kunnen vervroegen én een hoog-laagconstructie kunnen nemen én dan ook nog eens een eenmalige uitkering bij pensionering zouden kunnen krijgen (over hun oorspronkelijke pensioen), dan zou er mogelijk een te laag pensioeninkomen overblijven. De huidige rekenregels hebben daar al in voorzien door een bepaalde volgorde te hanteren in de berekeningen met betrekking tot de keuzes die deelnemers bij pensionering maken. Het pensioenfonds maakt de startberekeningen in de veronderstelling dat deelnemers hun pensioen laten ingaan op hun pensioengerechtigde leeftijd (zeg maar als zij “67” jaar zijn). Deelnemers kunnen – als de sociale partners deze keuzeopties hebben opgenomen in de pensioenregeling – bij pensionering kiezen voor vervroegen (of uitstellen) van hun pensioen, het overbruggen van hun AOW-gat, de hoog-laagconstructie en/of de eenmalige uitkering.[4] Bij de berekeningen voor de bedragen hanteert het pensioenfonds onderstaande volgorde om de bijbehorende bedragen te bepalen. Als deelnemers hun pensioen vervroegen en eventueel hun AOW-gat overbruggen dan is hun resterende levenslange pensioen dus lager en daarmee ook de eenmalige uitkering en de uitkeringen van de hoog-laagconstructie.

In de berekeningen hanteert het pensioenfonds de volgende volgorde voor het bepalen van de effecten van de gemaakte keuze(s) (zie ook figuur 2):

  1. Het pensioen eventueel vervroegen: deelnemers kunnen hun pensioen voor een bepaalde periode vervroegen. Het vervroegen verlaagt hun resterende levenslange pensioen. In dit voorbeeld daalt het pensioen hierdoor van € 9.000 (uit figuur 1) per jaar naar € 7.523. Het pensioenfond moet immers drie jaar langer pensioen uitkeren.
  2. Het AOW-gat overbruggen (via een Tijdelijk OuderdomsPensioen): als deelnemers namelijk voor hun AOW-gerechtigde leeftijd stoppen met werken, dan ontvangen ze nog geen AOW en hebben ze een sterke inkomensterugval. Ze kunnen hun pensioen gebruiken om dat AOW-gaat (deels) te overbruggen. Het overbruggen verlaagt hun resterende levenslange pensioen (verder). In dit voorbeeld – waarin de deelnemer zowel pensioen vervroegt als TOP kiest – daalt het pensioen van € 7.523 naar € 5.882; het pensioenfonds moet nu immers ook nog drie jaar lang €10.000 uitkeren.
  3. De hoog-laagconstructie eventueel gebruiken: over hun resterende pensioen de hoog-laagconstructie toepassen. Door de hoog-laagconstructie toe te passen op het resterende levenslange pensioen van € 5.882 uit stap 2 krijgt de deelnemer de eerste tien jaar € 6.946 en de rest van zijn leven € 5.210.
  4. Eventueel een eenmalige uitkering ontvangen: de hoog-laagconstructie om rekenen naar een eenmalige uitkering en een “laag-laagconstructie”. Door de hoge uitkering – uit stap 3 – van tien jaar lang € 6.946 om te zetten in tien jaar lang € 5.210 en het verschil contant te maken en ineens uit te keren krijgt de deelnemer een eenmalige uitkering van € 11.729.

Bij de berekeningen voor de bedragen hanteert het pensioenfonds bovenstaande volgorde. Ongetwijfeld zal de deelnemer niet zo volgtijdelijk denken als pensioenfondsen de uitkeringen berekenen.

Deelnemers kunnen deze opties kiezen voor zover ze in de pensioenregeling staan. Zo heeft PFZW opgenomen in de pensioenregeling dat deelnemers hun pensioen niet zoveel mogen vervroegen dat hun resterende pensioen minder dan de helft van hun oorspronkelijke pensioen wordt, een extra maatregel om te voorkomen dat hun deelnemers een te laag pensioen overhouden.

Figuur 2: Volgorde voor het bepalen van de effecten van de gemaakte keuze(s)

 

Deze rekenregels voorkomen dat mensen te weinig levenslang pensioen overhouden. Als deelnemers immers kiezen voor vervroegen van hun pensioen en eventueel ook voor een TOP, dan gaat hun resterende levenslange pensioen omlaag en daarmee de ruimte voor de hoog-laagconstructie en de eenmalige uitkering bij pensionering. Indien de deelnemer een eenmalige uitkering wil op 67-jarige leeftijd, dan kan die volgens deze aanpak maximaal € 21.511 ontvangen. Diezelfde deelnemer krijgt maximaal nog maar € 11.729 indien hij al heeft gekozen voor vervroegen en een overbrugging van het AOW-gat via TOP. Men ziet overigens ook dat deze deelnemer nu al veel meer kan pensioen kan opnemen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd dan die €21.511 van de eenmalige uitkering op 67e door zijn pensioen te vervroegen en een TOP te nemen. Dan krijgt die deelnemer in dit voorbeeld al ruim € 50.000 uitgekeerd tussen 64e en 67e (nl. drie jaar TOP ad € 10.000 en drie jaar ouderdomspensioen ad € 6.946).

Gevolgen voor deelnemer

De verschillende keuzes die deelnemers kunnen maken hebben uiteraard invloed op hun resterende levenslange pensioeninkomen. Het pensioenfonds rekent de gemaakte keuzes actuarieel neutraal om. Hoe eerder een deelnemer met pensioen gaat en gebruik maakt van een Tijdelijk OuderdomsPensioen (TOP), des te minder blijft er over voor het resterende pensioen en daarmee voor de eenmalige uitkering. Omdat het pensioenvermogen van deelnemers met een lager pensioeninkomen navenant lager is dan dat van deelnemers met een hoger pensioeninkomen, is de invloed van een TOP op hun resterende pensioen procentueel veel groter (zie ook tabel 1). Het overbruggen van het AOW-gat kost voor iemand met een hoger pensioen (in euro’s) immers evenveel als voor iemand met een lager pensioen.

Tabel 1: effecten van vervroegen, overbruggen AOW-gat en hoog-laagconstructie op jaarlijkse pensioenuitkering voor verschillende pensioeninkomens per jaar

Jaarlijks Ouderdomspensioen
€ 9.000
€ 4.000
Vervroegen naar 64
€ 7.523
€ 3.344
Vervroegen naar 64 + Tijdelijk Ouderdomspensioen
€ 5.882
€ 1.703
Vervroegen + Tijdelijk OuderdomsPensioen + hoog-laag
€ 6.946 (hoog)
€ 5.210 (laag)
€ 2.011 (hoog)
€ 1.508 (laag)



Net als bij het resterende pensioeninkomen geldt ook bij de eenmalige uitkering dat de invloed van een TOP op de hoogte die eenmalige uitkering hoger is voor lagere inkomen (zie tabel 2).

Tabel 2: maximale eenmalige uitkering bij pensionering voor verschillende pensioeninkomens per jaar

Jaarlijks Ouderdomspensioen
€9.000
€4.000
Max. eenmalige uitkering op leeftijd 67
€ 21.511
€ 9.560
Max. eenmalige uitkering op leeftijd 64 (na Tijdelijk OuderdomsPensioen
i.v.m. overbruggen AOW-gat)
€ 11.729
€ 3.395

Een fiscaal aandachtspunt

Deelnemers kunnen in het jaar dat ze de eenmalige uitkering ontvangen in een hogere belastingschijf komen, waardoor ze meer belasting betalen over hun totale pensioeninkomen gedurende hun leven. Via mitigerende maatregelen kan men voorkomen dat deelnemers cumulatief meer inkomstenbelasting gaan betalen over hun pensioeninkomen. Anders zou dit ertoe kunnen leiden dat deelnemers ofwel de eenmalige uitkering niet gebruiken of doordat men zich niet bewust is van deze complicatie een dief wordt van zijn eigen pensioenportemonnee.

Conclusies en aanbevelingen

De nieuwe regering wil het 'of-en-hoe' van een eenmalige uitkering bij pensionering onderzoeken. Zo’n eenmalige uitkering voorziet duidelijk in een behoefte blijkt uit verschillende onderzoeken; ruim de helft van de deelnemers wil meer flexibiliteit bij pensionering. Een variant om de eenmalige uitkering bij pensionering vorm te geven is die te baseren op de regels voor de hoog-laagconstructie. Met die variant speelt men enerzijds in op de behoefte aan meer flexibiliteit en waarborgt men anderzijds dat er voldoende levenslang pensioeninkomen overblijft. Het voordeel van aansluiten bij de hoog-laagconstructie is daarbij dat men geen nieuwe rekenregels hoeft op te stellen en dat men kan aansluiten op de fondsspecifieke karakteristieken. Zo kunnen sociale partners beslissen of en zo ja hoe ze de eenmalige uitkering bij pensionering mogelijk willen maken voor deelnemers aan de pensioenregeling, daarbij rekening houdend met de kenmerken van die deelnemers en de regeling. Ook kan men stapeling van effecten voorkomen, door alleen binnen de kaders van de hoog-laagconstructie flexibiliteit te bieden, en niet daarbuiten.

Voetnoten:


[1] Daarnaast kunnen deelnemers ervoor kiezen hun pensioen te vervroegen. Ze kunnen beide opties ook combineren (zie hieronder).

[2] Die 15% ligt nog steeds lager dan het “optimum” zoals Mercer dat hanteert voor haar Global Pension Index. Bij die index scoort een land op het gebied van de eenmalige uitkering de hoogste punten als deelnemers 20 tot 40% mogen opnemen als eenmalige uitkering.

[3] SPH volgt de cao-lonen van de overheid en streeft naar een jaarlijkse extra toeslag van maximaal 2,25%.

[4] En ze kunnen kiezen voor deeltijdpensioen en uitruilen van ouderdomspensioen en partnerpensioen.

Referenties:

Bockweg, C., Ponds, E., Steenbeek, O. W., & Vonken, J. (2016), ‘Framingand the Annuitization Decision: Experimental Evidence from a Dutch PensionFund’, Netspar Discussion Paper; Vol. 03/2016-007, Netspar.

Regeerakkoord 2017 – 2021, (2017), ‘Vertrouwen in de toekomst’, 10 oktober 2017.

Rocha. R. D. R., & Vittas, D. (2010), ‘Designing the payout phase ofpension systems: Policy issues, constraints and options’, World Bank Policy Research Working Paper Series, 5280.

Willemsen, M. en N. Kortleve (2016a), ‘Behoefte aan meer flexibiliteit bijpensionering’, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, 2016/22, juni 2016

Willemsen, M. en N. Kortleve (2016b), ‘Eenmalige pensioenuitkering voorziet in behoefte’, ESB, Jaargang 101 (4734), 12 mei 2016.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik