De normale, gewone Nederlander
Zo is het twijfelachtig of het echt zo’n economische opsteker is: bij het
doorrekenen van het regeerakkoord concludeerde het Centraal Planbureau al
dat er geen effect is. In de academische literatuur valt eveneens geen
positieve economische invloed van afschaffing van de dividendbelasting te
vinden (zie bijvoorbeeld Yagan, 2015). Zelf gaven we eerder al aan dat het
afschaffen van de dividendbelasting in veel gevallen een
cadeau is aan buitenlandse overheden, in een enkel geval aan buitenlandse aandeelhouders. De ‘normale, gewone
Nederlander’ waar het kabinet voor zegt op te komen heeft er in elk geval
weinig tot niets aan.
Terwijl het kabinet volhardt dat de dividendbelasting ons vestigingsklimaat
verziekt, blijft in de discussie onderbelicht dat het afschaffen daarvan
ook averechts kan uitpakken voor de aantrekkelijkheid van Nederland voor
(buitenlandse) bedrijven. Ons land is bijvoorbeeld voor een groot deel zo’n
gewilde vestigingsplek dankzij het uitgebreide verdragennetwerk met andere
landen, waarmee wordt voorkomen dat burgers en bedrijven dubbel belasting
moeten betalen, zoals dividendbelasting (zie box 1). Maar als het tarief
van de dividendbelasting nul is, dan wordt de kans om dubbel te worden
belast kleiner. Nederland heeft zonder dividendbelasting minder weg te
geven en staat dus minder sterk in onderhandelingen met andere landen over
verdragen. Door de dividendbelasting te schrappen wordt het voor Nederland
dus mogelijk lastiger om het uitgebreide en voor het vestigingsklimaat
belangrijke verdragennetwerk in stand te houden.
Internationaal imago
Een ander averechts effect, dat enkel econoom Bas Jacobs heeft genoemd, komt van de Amerikaanse economen Chetty en Saez (2005 en
2010). Uit hun onderzoek blijkt dat dividenduitkeringen sterk toenemen als
de dividendbelasting lager wordt of helemaal wordt afgeschaft, vooral in
bedrijven waar topmanagers en leden van de raad van bestuur veel aandelen
hebben. Gaat er meer naar dividend, dan blijft er mogelijk minder geld over
om te delen met hun werknemers of om te investeren in innovatie.
Ook de manier waarop de miljarden kostende afschaffing wordt betaald, kan
slecht uitpakken voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Zo valt in het
regeerakkoord te lezen dat onder meer de zogeheten expatregeling, waarmee
buitenlandse werknemers belastingkorting krijgen, op de schop gaat: per 1
januari 2019 wordt de maximale looptijd verkort van acht naar vijf jaar. Nu
is er best wat te zeggen voor het beperken van die expatregeling, maar dat
het kabinet er geen gras over laat groeien, betekent wel dat buitenlandse
werknemers er amper op hebben kunnen anticiperen. Terwijl de regeling juist
is bedoeld om ‘werknemers uit het buitenland aan te trekken met een specifieke
deskundigheid die in Nederland niet of schaars aanwezig is.’ Gezien de strijd om schaars talent is een overheid die op dit punt niet
met hapsnapbeleid komt, misschien wel belangrijker voor de
aantrekkelijkheid van Nederland voor bedrijven, binnen- of buitenlands dan
het wel of niet hebben van een heffing op dividenduitkeringen.
Dan is er ook nog de manier waarop het plan er politiek doorheen is
gedrukt: wat doet het met het internationale imago van Nederland als
slechts vier bedrijven overheidsbeleid ter waarde van miljarden euro’s naar
hun hand kunnen zetten? Dat de coalitie pas na veel ophef en politieke druk
erkende haar oren te hebben laten hangen naar een kleine lobby bedrijven is
on-Nederlands intransparant: het vestigingsklimaat heeft het meeste baat
bij democratische duidelijkheid en bij maatregelen die voor een grote groep
bedrijven gunstig is.
Wat dan wel?
Nu duidelijk wordt dat het kabinet met het schrappen van de
dividendbelasting een gok neemt zonder duidelijke voordelen maar wel met
een aantal duidelijke nadelen, is de hamvraag: wat kan het kabinet met die
twee miljard euro wél doen om te zorgen dat de welvaart in Nederland
maximaal toeneemt? Blijft het doel het ondersteunen van het gunstige
vestigingsklimaat met fiscale maatregelen, dan zou het kabinet de afbouw
van de expatregeling voor bestaande gevallen gelijkmatiger kunnen
doorvoeren, of het zou de tariefsverlaging in de innovatie-box kunnen
terugdraaien.
Rutte III kan er ook voor kiezen om de vennootschapsbelasting (vpb) te
verlagen. Het regeerakkoord beloofde al van een verlaging van het toptarief
naar 21 procent, maar
naar verluidt wordt dat nu 22 procent om een deel van de kosten van het afschaffen van de
dividendbelasting te dekken. Zijn de geruchten waar, dan is het een
opvallende maatregel: in het regeerakkoord werd het verlagen van de vpb
juist nog opgevoerd als gunstig voor het vestigingsklimaat. Het negatieve
effect van de hogere vpb dan beloofd op het vestigingsklimaat zou wel eens
groter kunnen zijn, dan het positieve effect van afschaffing van de
dividendbelasting. De vennootschapsbelasting raakt immers vele bedrijven,
waaronder belangrijke multinationals, terwijl de afschaffing van de
dividendbelasting misschien voordeel heeft voor een groepje bedrijven dat
op één hand is te tellen.
Of investeer het geld niet in de fiscale kant van het vestigingsklimaat,
maar in een van de vele andere factoren die bepalend zijn voor de
aantrekkelijkheid van Nederland. Zet bijvoorbeeld in op het verbeteren van
de infrastructuur, of investeer in het Nederlandse onderwijs – zaken waar
buiten- én binnenlandse bedrijven de vruchten van plukken. En bekommert het
kabinet zich echt om de gewone, normale Nederlander, dan is de beste
bestemming van die twee miljard euro misschien wel het verlagen van de
werkgeverslasten en de belasting op arbeid. Werkende Nederlanders houden
dan niet alleen meer over in hun portemonnee, maar ze worden ook
aantrekkelijker voor bedrijven. Buitenlands of niet.
Box 1: Uitgebreid verdragennetwerk belangrijke vestigingsfactor
|
Met belastingverdragen wil de politiek voorkomen dat internationaal opererende bedrijven dubbel belasting moeten betalen. Zo’n verdrag wordt meestal tussen twee landen afgesloten en regelt welk land over welke inkomsten belasting mag heffen. De crux is dat afgesproken wordt dat maar één van de twee landen de bevoegdheid krijgt om belasting te heffen. Dat voorkomt dat een multinational over één geldstroom in beide landen en dus twee keer belasting betaalt. Omdat er net zo veel belastingsystemen zijn als landen, is die kans op dubbele belasting reëel. Bijvoorbeeld als het ene land belasting heft op winst en de aan een buitenlandse moeder uitgekeerde (netto)winst vervolgens in het moederland ook wordt belast als inkomen. Dubbele belastingheffing heeft niet alleen nadelen voor de betrokken ondernemingen, maar kent ook bredere nadelen. Zo kunnen multinationals er een concurrentienadeel door ondervinden ten opzichte van lokale bedrijven. En dat kan weer een belemmering vormen voor internationale handel. Daarom voorkomen veel landen dubbele belastingheffing door bilaterale verdragen af te sluiten. Mits dat er niet toe leidt dat multinationals geen of bijna geen belasting betalen, is dat verstandig beleid.
|
Dit artikel is op 6 september 2018 verschenen op de website van RaboResearch.
Referenties
Chetty, R. en Emmanuel, S. (2005), Dividend Taxes and CorporateBehavior: Evidence from the 2003 Dividend Tax Cut, Quarterly Journal of Economics, 120(3), pp. 791-833.
Chetty, R. en Emmanuel, S. (2010), Dividend and Corporate Taxation inan Agency Model of the Firm, American Economic Journal: Economic Policy, 2(3), pp. 1-31.
Yagan, D. (2015), Capital Tax Reform and the Real Economy: The Effects ofthe 2003 Dividend Tax Cut, American Economic Review, 105(12), pp.
3531-3563.