Back

Artikel

Home

Exportkredietverzekering bevordert internationale handel

15 aug 2019
Onderwerpen: Internationale handel
In een perfecte wereld is een exportkredietverzekering een overbodig instrument. Helaas is de wereld onzeker, en vol met fricties en in zo'n wereld bewijst de kracht van een dergelijke verzekering zijn waarde door de handel te vergroten. Een literatuuroverzicht van John Lorié laat echter zien dat die waarde zich pas uitbetaalt op de lange(re) termijn. Op korte termijn is het effect wel merkbaar maar beperkt.

Exportkredietverzekering in Nederlandse context

Het CBS heeft in 2016 de vraag naar het belang van de publieke exportkredietverzekering onder de loep genomen en de discussie breed getrokken. Het richt zich op het effect op de Nederlandse economie, in termen van bijdrage aan het Nederlandse bbp en werkgelegenheid. Voor de jaren 2010-2014 wordt geconcludeerd met behulp van een input-output analyse dat het gaat om een totale bijdrage van 7,8 miljard euro en 95 duizend arbeidsjaren. Volgens de studie kan echter geen antwoord worden gegeven op de vraag in hoeverre deze economische activiteit ook zou hebben plaats gehad zonder de exportkredietverzekering (de zogenaamde additionaliteitsvraag). Die vraag is echter cruciaal om de werking van deze verzekering onder de loep te nemen.

In dit artikel wordt een overzicht gepresenteerd van bestaand internationaal onderzoek met behulp van Duitse en Oostenrijkse data naar het belang van de publieke exportkredietverzekering op de internationale handel. Hierbij wordt de berekening gebaseerd op een econometrische analyse. Op basis daarvan wordt een multiplier gebruikt waarmee kan worden aangeven in hoeverre er sprake is van additionaliteit.

Exportkredietverzekering en internationale handel

Publieke exportkredietverzekering is niet meer weg te denken uit de internationale handel. Sinds de invoering na de eerste wereldoorlog heeft de verzekering zich ontwikkeld tot en belangrijk instrument van overheden om marktfalen bij het tot stand komen van handelsstromen te kunnen opvangen. Daarbij gaat het vooral om complexe exporttransacties, vaak eenmalig, en voor een relatief groot bedrag en lange looptijd (8-10 jaar). Die kennen een hoog betalingsrisico, vaak door een hoog politiek risico. Deze transacties zijn niet verzekerbaar door private partijen. Het karakter van de verzekering suggereert dat exportkredietverzekering export, en daarmee internationale handel, ondersteunt. Maar hoeveel extra internationale handel wordt door exportkredietverzekering gegenereerd? Is het een te verwaarlozen bedrag of verdient deze verzekering zich dubbel en dwars terug? Dit is een beleidsrelevante vraag: het gaat immers om een overheidsinstrument om export te ondersteunen.

Hoe exportkredietverzekering internationale handel ondersteunt

Een theorie van exportkredietverzekering ontbreekt. Maar de literatuur heeft wel een aantal kanalen geïdentificeerd waarlangs ondersteuning van internationale handel plaats heeft.

Ten eerste, exportkredietverzekering reduceert de onzekerheid van betaling die met internationale handel gepaard gaat. Die onzekerheid kan ook zonder verzekering gereduceerd worden, bijvoorbeeld door informatie in te winnen over bedrijven, het buitenlandse juridische systeem, de taal, en het zakendoen in bredere zin, evenals politieke ontwikkelingen. Maar daar zijn kosten aan verbonden. En die zijn voor een individuele exporteur vaak moeilijk te dragen, vooral kleinere exporteurs. Een exportkredietverzekering biedt in essentie de mogelijkheid deze kosten te verdelen over een aantal exporteurs. Daardoor gaan de kosten voor de individuele exporteur omlaag en kan er meer export plaatsvinden.

Ten tweede, exportkredietverzekering geeft financieel ruimte aan zowel exporteurs als importeurs. Importeurs die op rekening kunnen betalen kunnen deze financiële ruimte desgewenst aanwenden voor extra import. Ook bij exporteurs ontstaat er ruimte in de liquiditeit. Exportkredietverzekering beschermt de handelsdebiteuren en kan dienen als onderpand, of in ieder geval comfort, voor een banklening. Exporteurs hebben dan meer financiële ruimte om te groeien, ook op exportmarkten.

Ten derde, er kunnen fricties bestaan bij het verstrekken van bankleningen of in de financiële markt bij de financiering van exporttransacties, zowel aan de kant van de exporteur als de importeur. In een dergelijke situatie kan exportkredietverzekering een voorwaarde zijn voor export. Dit suggereert dat in landen met restrictieve banken of financiële markten de steun van exportkredietverzekering groter is. Restrictief kunnen we op twee manieren opvatten. Het kan gaan om het financiële systeem dat niet voldoende is ontwikkeld, zoals in opkomende of laag ontwikkelde economieën. Verder kunnen er tijdelijke fricties in ontwikkelde landen bestaan, zoals tijdens de financiële crisis van 2009, toen de markt voor handelskredieten stagneerde.

Meting effect van de steun

Voor het meten van de mate van ondersteuning van kredietverzekering wordt in de literatuur de handelsmultiplier gebruikt. Deze maatstaf meet hoeveel euro extra export wordt gegenereerd door een euro kredietverzekering en kan in theorie variëren van nul tot oneindig. Een multiplier van nul laten we buiten beschouwing. Die impliceert namelijk dat zonder kredietverzekering de export ook zou hebben plaatsgevonden. Dat is niet plausibel. Geen bedrijf gaat in dat geval voor de verzekering betalen. Maar stel dat de multiplier kleiner dan één is. In dat geval levert een euro dekking door kredietverzekering minder dan een euro additionele export. Een deel van de export zou zonder kredietverzekering toch plaats hebben gehad. Zonder kredietverzekering zal een bedrijf dat naar bijvoorbeeld Rusland exporteert voorzichtig zijn en de export beperken. Een exportkredietverzekering kan de export naar Rusland vergroten. Als de multiplier gelijk is aan één geldt dat er zonder exportkredietverzekering helemaal geen export naar Rusland zou hebben plaatsgevonden. De exportkredietverzekering creëert dan export precies gelijk aan het bedrag van de verzekering. Tot slot een multiplier groter dan één. Kredietverzekering is dan niet alleen onmisbaar voor het verzekerde bedrag aan export, maar er vindt daarnaast zelfs extra export plaats. Een dergelijke situatie doet zich voor als er, in het voorbeeld van export naar Rusland door een bepaald bedrijf, een ander bedrijf dat van deze transactie verneemt ook naar Rusland gaat exporteren (maar daar geen exportkredietverzekering voor afsluit). Door het positieve signaal dat uitgaat van exportkredietverzekering, treedt een positief extern effect op, waardoor bedrijven die geen verzekering willen kopen ook meer gaan exporteren.

Wat is de omvang van de steun?

De empirische literatuur op het gebied van exportkredietverzekeringen is dun, mede door de beperkte beschikbaarheid van data. Ik bespreek een drietal studies gepubliceerd in gerenommeerde tijdschriften, alle drie gebaseerd op het gravitatiemodel voor internationale handel. Dit model verklaart de handel tussen landen door het relatieve bbp en fysieke afstand, zoals de aantrekkingskracht tussen lichamen wordt verklaard door de relatieve omvang en afstand. De resultaten zijn samengevat in onderstaande tabel.

Tabel 1: Impactberekeningen van exportkredietverzekering voor internationale handel

Bron Dataset Periode Model Methodea Multiplier
Korte termijn Lange termijn
Egger en Url (2006) Oostenrijk, 142 landen 1996-2002 Gravity FE, statisch 0,3 2,8
Moser et al.(2008) Duitsland, 130 landen 1992-2003 Gravity FE, dynamisch 1,7 / 6,0b
Felbermayr en Yelcin (2013) Duitsland, 208 landen 2000-2009 Gravity RE, statisch 0,7 (0,8-1)c
Noten: (a) FE duidt op een fixed effects model, RE op een random effects model; (b) Dit cijfer betreft een replicatie van het model van Egger en Url; (c) deze mulitiplierrange is gebaseerd op het effect van kapitaalmarktfricties: het effect van exportkredietverzekering is 20-40% hoger indien men controleert voor deze fricties.

 

Egger and Url (2006) gebruiken een database van 3450 observaties van Oostenrijkse goederenexport per sector naar 142 landen gedurende 1996-2002. De multiplier van publieke exportkredietverzekering die ze vinden komt uit op 0,3 voor de korte termijn. Voor de lange termijn schiet het effect omhoog naar 2,8. Het grote verschil schrijven de auteurs toe aan de lange tijd die soms tussen het afsluiten van de verzekering en de daadwerkelijke export verstrijkt. Die tijd kan oplopen naar vijf jaar. Meer fundamenteel speelt volgens de auteurs een rol dat exporteurs de importeurs leren kennen. Dan is er minder behoefte aan exportkredietverzekering om export te ondersteunen. Dat drijft de multiplier op de lange termijn op.

Moser et al (2008) gebruiken een Duitse dataset. Zij repliceren eerst de methode van Egger and Url (2006) en vinden dan een lange-termijn multiplier van 6. Het grote verschil schrijven zij toe aan de verschillende perioden en het exporterende land (en daarmee importerende landen) die de data betreffen. Verder wordt gewezen op het verschil in het moment waarop Oostenrijk en Duitsland de in OESO-verband overeengekomen premiestelling - zogenaamde Knaepen-overeenkomst uit 1999 - invoeren. Maar zelfs als hiermee rekening wordt gehouden lijkt er sprake te zijn van een bias. Dat kan komen door het gebruik van een statisch schattingsmodel. Als exporten uit het verleden een rol spelen bij de huidige exporten is een dynamisch model beter. Bovendien kan er sprake zijn van inverse causaliteit tussen exportkredietverzekering en internationale handel. Maar de auteurs testen en verwerpen dit potentiële endogeniteitsprobleem. Schatting met een dynamisch model heeft wel impact. De multiplier komt dan uit op 1,7, waarmee de suggestie van bias in de Egger and Url (2006) schattingen aan kracht wint. En daar blijft het niet bij, want de auteurs modelleren ook politiek risico en dat verlaagt de multiplier verder.

Zowel Egger and Url (2006) als Moser et al. (2008) gebruiken een dataset die het niet toelaat om de zogenaamde multilaterale resistance terms, zoals taal en cultuur, te modelleren. Deze variabelen worden niet waargenomen, maar beïnvloeden de schattingen wel. Felbermayr en Yelcin (2013) adresseren dit punt. Zij gebruiken een Duitse dataset met bedrijfsgegevens, waarmee een additionele - sector – dimensie wordt verkregen, die zij vervolgens in hun schattingen meenemen. Het resultaat van hun statische benadering is een multiplier van 0,7, aanzienlijk lager dan die van Moser et al. (2008). De auteurs schrijven het verschil grotendeels toe aan de multilateral resistance termen. Maar het effect is heterogeen en hangt af van de sector, de regio en het inkomen van het importerende land.

Deze uitkomsten geven de mogelijkheid tot vergelijking met de twee eerdergenoemde onderzoeken. De centrale vraag van Felbermayr en Yelcin (2013) is echter of exportkredietverzekering fricties in de financiële markt verlicht. Zij zoeken dus bevestiging van het bestaan van exportkredietverzekering op basis van marktfalen. Om precies te zijn, de auteurs kijken naar fricties in het importerende land. Dat wordt gedaan door liquide passiva, private kredietverlening en de kapitalisatie van de aandelenmarkt mee te nemen in de schatting. Dat heeft een merkbaar effect op de multiplier, die met 20 - 40% omhoog gaat, naar 0,84 tot 0,98. Daarbij vinden ze ook een hogere multiplier voor sectoren die gevoeliger zijn voor fricties, zoals scheep- en luchtvaart. Tot slot vinden de auteurs ondersteuning van het verlichten van de effecten van de financiële crisis.

Conclusies

Wat leren we van de studies die het effect van de publieke exportkredietverzekering op internationale handel proberen te meten? Soortgelijke studies voor de Nederlandse economie ontbreken, alhoewel het CBS met behulp van een input-outputanalyse het effect op het Nederlandse bbp en de werkgelegenheid heeft onderzocht. Alle hier besproken studies zijn gebaseerd op Oostenrijkse en Duitse data. Dus enige voorzichtigheid is vereist. De bevindingen komen neer op een viertal punten:

  • De waarde van de multiplier loopt nogal uiteen, van 0,3 tot 2,8. Maar ze indiceren wel, zoals verwacht, dat exportkredietverzekering internationale handel bevordert.
  • De lagere multiplier van 0,3 betreft een korte-termijn effect. Exportkredietverzekering betreft vooral exporttransacties met een langere looptijd. Dat vraagt om berekening van een lange-termijn multiplier. Maar nog belangrijker voor de beleidsmaker: men moet enig geduld uitoefenen om het echte effect van dergelijke kredietverzekeringen terug te zien.
  • De lange-termijn multiplier komt veel hoger uit dan de korte termijnmultiplier, maar wel met een grote spreiding: van 0,7 tot 2,8. Die spreiding wordt nog groter als we de multiplier van 6 meenemen, maar die schatting bevat waarschijnlijk een bias.
  • Het effect van exportkredietverzekering is 20 tot 40 procent sterker als er sprake is van financiële fricties, hetzij in het importerende (minder ontwikkelde) land, hetzij door een financiële crisis.

* Een uitgebreide versie van dit artikel verscheen eerder in Journal of Risk Management in Financial Institutions, 2019 Volume 12, number 3.

Referenties:

CBS (2016), De bijdrage van de publieke exportkredietverzekering aan deNederlandse economie, augustus. Den Haag.

Egger, P. and Url, T. (2006), Public Export Credit Guarantees and Foreign Trade Structure: Evidence from Austria, The World Economy, 29(4): 399-418.

Felbermayr, G. and Yalcin, E. (2013), Export Credit Guarantees and Export Performance: An Empirical Analysis for Germany, The World Economy, 36(8): 967-999.

Moser, C., Nestmann, T. and Wedow, M. (2008), Political Risk and Export Promotion: Evidence from Germany, The World Economy, 31(6): 781-803.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik