Back

Artikel

Home

Doorwerken na de AOW is niet alleen een kwestie van kunnen maar ook van moeten

17 feb 2017
Onderwerpen: Arbeidsmarkt, Pensioen
Het langer doorwerken na de AOW komt steeds vaker voor hoewel het aantal werkende AOW'ers nog gering is. De versobering van pensioenen lijkt hier een belangrijke oorzaak te zijn volgens onderzoekers van ROA and TNO. Het zijn vooral de lage- en hoge inkomensgroepen die doorwerken. Werkenden met een laag inkomen doen dit vooral uit financiële noodzaak. Hoewel er vaak wordt gesproken over verdringing op de arbeidsmarkt door doorwerkende AOW'ers vinden de onderzoekers geen bewijs voor deze stelling.

Langer doorwerken

Om het langer doorwerken van gemotiveerde werknemers te faciliteren is de Wet Werk en Zekerheid aangenomen. Deze wet bevordert dat werkgevers bereid zijn tot een verlenging van de arbeidsovereenkomst of een nieuwe overeenkomst opstellen met pensioengerechtigden. Tegelijkertijd moet de wet het eenvoudiger maken om de arbeidsovereenkomst met een AOW-gerechtigde werknemer te beëindigen. Beleidsmatig wordt er verder naar gestreefd om de overgang van werk naar definitieve uittreding meer geleidelijk te laten verlopen, bijvoorbeeld via deeltijdpensionering.

Als gevolg van de invoering van de Wet Werk en Zekerheid, afschaffing van prepensioenregelingen en de verhoging van de AOW-leeftijd werken Nederlandse werknemers steeds vaker door, ook na de AOW-gerechtigde leeftijd. Tussen 2003 en 2016 is het aantal werkenden in de leeftijd 55-64 jaar gegroeid van 762.000 naar ruim 1.400.000, terwijl het aantal werkenden in de leeftijd 65-74 jaar verdrievoudigd is van 66.000 naar 180.000. Het arbeidsaanbod van werkende AOW'ers in uren is echter gering. Werkende AOW'ers met een baan in loondienst werken gemiddeld 16 uur per week. Dat is een stuk lager dan dat van werkenden in de leeftijd 55-64 jaar (28 uur). Daarbij werken mannen met een AOW meer uren dan vrouwen met een AOW (respectievelijk 17 uur en 14 uur). Het aandeel werkenden met een AOW is het grootst in de sectoren overige dienstverlening (5,5 procent), landbouw, bosbouw en visserij (5,2 procent) en vervoer en opslag (4,4 procent). AOW-gerechtigden werken ook het liefst door in de eigen sector: van de werkenden die tussen 2010 en 2014 AOW is gaan ontvangen en is blijven werken, heeft 69% dit gedaan in dezelfde sector. Opvallend is het hoge percentage zelfstandigen onder de werkende AOW-gerechtigden.

Langer doorwerken gaat niet zonder pijn en moeite

De fysieke en psychische belastbaarheid van werkenden verschilt tussen beroepen en werknemers met verschillende opleidingsniveaus. Dit is onlangs in verschillende media besproken naar aanleiding van het FNV-voorstel voor een flexibele AOW-leeftijd en de waarschuwing van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) dat doorwerken na 65 jaar lang niet voor iedereen mogelijk is . Uiteraard is een goede gezondheid een belangrijke conditie voor langer doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd, zo wijst ons onderzoek uit. Belangrijker is echter dat ons onderzoek uitwijst dat financiële aspecten een steeds belangrijkere rol gaan spelen om na de AOW te blijven werken. De groep AOW'ers die móét doorwerken stijgt gestaag!

Vooral lage- en hoge inkomens werken door

Uit analyses op data van alle werkenden die tussen 2006 en 2014 de AOW-leeftijd hebben bereikt blijkt dat voornamelijk personen met een laag inkomen óf een zeer hoog inkomen blijven doorwerken (Bijlsma et al. 2017). Met andere woorden: Jan Modaal werkt niet door na de AOW.

Voornamelijk personen met een laag inkomen óf een zeer hoog inkomen blijven doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd.

De participatiegraad van AOW-gerechtigden in Nederland is in de periode 2006-2014 het sterkst gestegen voor laagopgeleiden. De participatiegraad is ruim verdrievoudigd binnen deze groep! De participatiegraad van AOW-gerechtigden onder hoogopgeleiden en middelbaar opgeleiden is eveneens gestegen, maar de stijging is veel minder sterk (zie figuur). Het feit dat lager opgeleiden en mensen met lage inkomens steeds vaker doorwerken na de AOW duidt er op dat financiële noodzaak een belangrijke reden is geworden om door te werken. Interviews met ouderen bevestigen dit: financiële noodzaak is een van de belangrijkste reden om door te werken na pensionering (van der Zwaan et al. 2017). Voor beleid betekent dit ook dat het inderdaad van belang is om barrières tot langer door werken weg te nemen omdat het AOW'ers kan helpen om een laag pensioen aan te vullen met extra inkomen. Uiteraard is het nog beter om er voor te zorgen dat werkenden voldoende pensioen opbouwen tijdens hun werkzame leven zodat zij niet gedwongen worden om na de AOW gerechtigde leeftijd te blijven werken.

Figuur 1: Ontwikkeling van netto arbeidsparticipatie van AOW-gerechtigden 1996-2015, naar opleidingsniveau (geïndexeerd, 1996=100)

Bron: EBB

In slechts 4 van de 114 beroepsgroepen in Nederland is het aandeel AOW-gerechtigden onder de werkenden 10 procent of meer: chauffeurs auto's, taxi's en bestelwagens, buschauffeurs en trambestuurders, land- en bosbouwers en beeldend kunstenaars. In 10 andere beroepsgroepen is het aandeel AOW-gerechtigden tussen de 5 en 10 procent. Het gaat om overheidsbestuurders, veetelers, beveiligingspersoneel, boekhouders, algemeen directeuren, vuilnisophalers en dagbladenbezorgers, fotografen en interieurontwerpers, auteurs en taalkundigen, architecten, en medewerkers drukkerij en kunstnijverheid.

Verdringing door langer doorwerken?

Een hardnekkig misverstand in de discussie over langer doorwerken – voor of na de AOW – is dat het arbeidsaanbod van ouderen plaatsen bezet houdt voor jongeren. Deze redenering zou kloppen als de maximale hoeveelheid arbeid in de economie vast ligt. In dat geval gaat de stijgende arbeidsdeelname van de ene groep werkenden altijd ten koste van andere groepen.

Wetenschappelijk onderzoek (Kapteyn et al. 2010; Jousten et al. 2010; Eichhorst et al. 2013) op dit terrein geeft echter weinig aanleiding te denken dat er sprake is van verdringing. Eigen onderzoek (Bijlsma et al. 2017) geeft daar evenmin aanleiding toe. Ten eerste blijken werkgevers, wanneer zij kunnen kiezen tussen twee sollicitanten, bijna in alle gevallen de jongere sollicitant te verkiezen ook al brengt de oudere sollicitant veel relevante ervaring mee. Ten tweede, vinden wij uit analyses voor 33 OESO-landen voor de jaren 2000-2015, dat een hogere participatie van 65-69-jarigen samenhangt met een lagere werkloosheid en een hoger participatie onder jongeren. Wij vinden trouwens ook geen bewijs voor de stelling dat werkende 65-69-jarigen de 55-64-jarigen verdringen op de arbeidsmarkt. Ten derde zou een hoge arbeidsdeelname van AOW-gerechtigden in bepaalde beroepen ten koste kunnen gaan van de aansluiting van jongeren die doorgaans instromen in die beroepen, bijvoorbeeld een hoger intredewerkloosheid of grotere mate van onderbenutting. Wij vinden hiervoor eveneens geen bewijs. Het beeld dat oudere gepensioneerden geen concurrenten zijn voor jongeren, wordt verder ondersteund door interviews met Nederlandse werkgevers: zij zijn over het algemeen niet van mening dat verdringing plaatsvindt omdat de groep werkenden met een AOW klein is, en omdat jongeren andere taken uitvoeren dan ouderen (Hooftman et al. 2017).

Voor werkgevers kunnen doorwerkende AOW'ers een aantrekkelijk arbeidsaanbod vormen wanneer zij bepaalde taken verrichten die door jongeren niet willen of kunnen doen. Deze doorwerkende AOW'ers brengen weinig negatieve gevolgen met zich mee voor jongeren en vullen daarmee gaten in de arbeidsmarkt op. Een zorgpunt voor beleidsmakers zou de reden voor het doorwerken moeten zijn. Vooral onder mensen met een lage sociaaleconomische status en een laag pensioen is financiële noodzaak een belangrijke reden om door te werken. Hoewel het aantal werkende AOW'ers nog gering is, stijgt deze wel sterk en verdient deze wel degelijk de aandacht van beleidsmakers.

* De auteurs danken Netspar en Instituut Gak voor de financiële ondersteuning. Op 7 maart 2017 organiseren TNO en ROA conferentie rond het thema ‘Doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd’.

Referenties

Bijlsma, I., D. Fouarge & R. Montizaan (2017). Werken met een AOW: Omvang, beweegredenen en risico’s van verdringing. Netspar industry paper series: opinion paper 69.

Hooftman, W., Steenbeek, R. & Zwaan L. van der (2017). Employers’ opinions on the (dis)advantages of hiring workers beyond the statutory retirement age. Working paper.

Eichhorst, W., Boeri, T., Coen, A. de, Galasso, V., Kendzia, M. & Steiber, N. (2013). How to combine the entry of young people in the labour market with theretention of older workers? IZA DP No 7829.

Jousten, A., Lefèbvre, M., Perelman, S. & Pestieau, P. (2010). The effects of early retirement on youth unemployment: The case of Belgium. In J. Gruber & D. Wise (eds.), Social security programs and retirement around the world: The relationship to youth employment , University of Chicago Press.

Kapteyn, A., Vos, K. de & Kalwij, A. (2010), Retirement and employment of the young in the Netherlands. In J. Gruber & D. Wise (eds.), Social security programs and retirement around the world: The relationship to youth employment , University of Chicago Press.

Zwaan, G.L. van der, Steenbeek, R., Sewdas, R., Boot, C.R.L. (2017) Workers perspective on working beyond the statutory retirement age: a mixed methods study. Working paper. TNO.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik