Back

Artikel

Home

De noodzaak van een fonds voor infrastructuur en kennis

18 apr 2017
Onderwerpen: Openbare financiën
Het komende kabinet zal naar verwachting te maken hebben met financieringsoverschot. De vraag is hoe een kabinet met deze weelde om moet gaan? Volgens Dick van Wensveen moet overschotten in een apart fonds voor infrastructuur en kennis worden gestopt en niet ten gunste van een verlaging van de staatsschuld. Een overschot dient de groeimogelijkheden van de Nederlandse economie te vergroten.

Hoe om te springen met overschot?

De Nederlandsche Bank en het Internationaal Monetair Fonds zijn het oneens over de besteding van het overschot op de overheidsbegroting dat er blijkens schattingen van het CPB en het IMF voor dit en volgend jaar zit aan te komen. Het CPB raamt dit overschot op € 3,5 miljard, ofwel 0,5 % van het bruto binnenlands product (bbp). Het IMF komt op bijna dezelfde raming en meent bovendien dat Nederland zich een begrotingstekort van 0,5% zou kunnen veroorloven. Dat zou op een bestedingsruimte van tussen de €3,4 en 6,8 miljard euro neerkomen.

Het IMF beveelt aan deze substantiële bestedingsruimte proactief te benutten om de economische groei in de toekomst veilig te stellen. Extra investeringen zijn nodig in onderwijs en in onderzoek en ontwikkeling ( R&D) en lasten op arbeid moeten omlaag om de werkgelegenheid te stimuleren ( NRC 5 april). DNB daarentegen vindt dat het begrotingsoverschot niet uitgegeven moet worden maar gebruikt om in de toekomst het begrotingsbeleid minder procyclisch te maken. Daarvoor “is het zaak dat de overheid in gunstige economische tijden streeft naar een begrotingsoverschot. De conjuncturele beweging in het tekort is in Nederland vrij fors; zij ligt gemiddeld tussen de 3 en 4 procent van het bbp. Op basis hiervan is een overschot van zo’n 1 procent van het bbp in economisch goede tijden nodig om voldoende marge te hebben ten aanzien van de Europese 3%-norm voor het begrotingstekort.” Aldus de Inleiding van de President in het Jaarverslag2016 van DNB. Bij een begrotingsoverschot van 1 procent wordt het effect van een mogelijke conjuncturele terugval van 3 tot 4 procent dus afgezwakt en kunnen dan noodzakelijke bezuinigingen worden uitgesteld of verminderd.

Beleidsbuffer

Met zo’n overschot wordt wat je kunt noemen een beleidsbuffer gecreëerd. Maar dat is geen financieel beschikbare buffer, het is geen appeltje voor de dorst in latere jaren! Een begrotingsoverschot komt automatisch ten gunste van de staatsschuld. Je kunt er geen nuttige bestedingen mee doen in latere jaren. Wat dan gebeurt is dat de in Nederland toch al lage staatsschuldratio -ruim onder de EU norm van 60%- nog lager wordt. De ruimte onder deze 60% kan natuurlijk óók als een beleidsbuffer worden opgevat, maar de 60% grens heeft in Nederland nooit veel aandacht gehad omdat zij nooit is overschreden in de mate zoals dat in landen als België,Frankrijk en Italië het geval is.

Aflossing van de staatsschuld kan moeilijk als prioriteit beschouwd worden. De schuld als percentage van het bbp is relatief laag en de rentevoet is laag. In het verleden namen de rentekosten een aanzienlijk groter deel van de rijksbegroting in beslag dan nu. Ook als de rentevoet straks weer stijgt en er door economische malaise weer begrotingstekorten ontstaan zullen de rentelasten nog lang geen niveaus van vroeger bereiken.

Extra investeringen kennis

Het door het IMF bepleite alternatief: extra investeringen in onderwijs en onderzoek en ontwikkeling, verdient daarom voorkeur. Het IMF wijst op zwakke plekken in de Nederlandse economie. De investeringen in onderwijs en in onderzoek en ontwikkeling (R&D) lopen in verhouding tot het bbp achteruit. Op R&D terrein presteert Nederland beneden gemiddeld in Europa. Op grote infrastructurele werken aan wegen, het spoor en de dijken is de laatste jaren systematisch bezuinigd terwijl de belasting daarvan is toegenomen. De energietransitie staat voor de deur. Klimaatbeheersing eist meer overheidsinspanning dan nu budgettair geleverd wordt.

DNB vreest mogelijk dat “de politiek” met het begrotingsoverschot aan de haal gaat. Dit gevaar is natuurlijk aanwezig. Een methode om het te voorkomen is het deponeren van het overschot in een apart bestuurd fonds dat bijdragen levert aan overheidsinvesteringen op bovengenoemde terreinen. Zo mogelijk nog ten laste van de begroting 2017 zou € 3,5 miljard aan dit fonds bijgedragen moeten worden, er van uitgaande dat nog eens € 3,5 miljard besteed wordt aan lastenverlichting. € 7 miljard zal tot een aanvaardbaar begrotingstekort tussen 0 en 0,5% leiden. Als de begroting 2018 ook een overschot toont zou wederom een dotatie aan het fonds gegeven moeten worden.

Noodzaak van een fonds

Het eerder voorgestelde Fonds Economische Structuurversterking zou een uitstekend instituut zijn om de financieringen toe te wijzen en te beheren. Financieringstoezeggingen, vast te stellen door een onafhankelijk orgaan van deskundigen, zullen meestal een lange termijn karakter hebben. Nog niet toegewezen of nog niet opgenomen gelden blijven beschikbaar; mocht in volgende jaren bezuinigd moeten worden dan blijven deze middelen buiten schot omdat zij ten laste kwamen van een eerder begrotingsjaar. Het fonds zal zo bijdragen aan een meer anti-cyclisch gedrag van de overheidsfinanciën.

* Dit artikel is eerder verschenen in het Financieele Dagblad van 16 april 2017.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik