Back

Artikel

Home

De invloed van bevolkingsgroei op klimaat en welvaart

14 mrt 2022
Onderwerpen: Economisch denken, Milieu, Duurzaamheid
Een lagere bevolkingsgroei leidt tot een lagere emissie van broeikasgassen. Tevens neemt in deze situatie de productie per hoofd toe, wat resulteert in een hogere emissie. De vraag rijst of een win-win situatie resulteert, waarbij daling van de bevolkingsgroei gepaard gaat met een verbetering van het klimaat en een stijging van de materiële welvaart. In de literatuur wordt deze vraag op verschillende wijzen beantwoord. Dit noopt tot een kritische evaluatie.

Inleiding

Welvaart kan in eerste instantie worden afgemeten aan de productie per hoofd van de bevolking in een land of regio. De groei van de productie per hoofd hangt mede af van de bevolkingsgroei. Over het verband tussen beide grootheden wordt in de economische wetenschap verschillend gedacht. Het begint bij Thomas Malthus. In zijn boek An Essay on the Principle of Population uit 1798 betoogt hij dat de stijging van de voedselproductie ver achterblijft bij de groei van de bevolking. Het gevolg is armoede en ellende, waardoor de bevolking langs natuurlijke weg wordt gedecimeerd. Het model van Malthus impliceert dat het gemiddeld inkomen altijd door de bevolkingsgroei naar beneden wordt gedrukt naar een niveau dat net voldoende is voor het levensonderhoud van mensen. De visie van Malthus werd door de tijd achterhaald. De technologische ontwikkeling, die met de industriële revolutie een aanvang nam, zorgde voor een forse stijging van de productie in de landbouw, waardoor de voedselschaarste tot het verleden behoorde.

Een belangrijke vraag is of afremming van de bevolkingsgroei tot een substantiële reductie van de koolstofemissie leidt. Deze vraag is delicaat, omdat bij demografische politiek de autonomie van het individu geacht wordt voorop te staan.

Van een dergelijke situatie is geen sprake bij de emissie van broeikasgassen (voornamelijk CO2) en het daaruit voortvloeiend klimaatvraagstuk. Hoewel  verbeteringen van de efficiëntie van energieverbruik belangrijke bijdragen leveren aan de reductie van de emissie, is dit niet voldoende. Er moet meer gebeuren en een belangrijke vraag is of afremming van de bevolkingsgroei tot een substantiële reductie van de koolstofemissie leidt. Deze vraag is delicaat, omdat bij demografische politiek de autonomie van het individu geacht wordt voorop te staan.

De relaties tussen bevolkingsgroei, economie en klimaat worden hier aan de hand van een tweetal studies verkend. In de volgende paragraaf wordt de problematiek bestudeerd via een koppeling van statistisch onderzoek en modelsimulatie. De paragraaf erna staat in het teken van de integratie van de deelgebieden economie en geofysica. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het voorkomen en het ondergaan van schade door verslechtering van het klimaat.

Koppeling van onderzoek

De uitstoot van CO2  neemt toe met de omvang van de bevolking en het bruto nationaal product (BNP) per hoofd. Als de bevolking minder snel toeneemt, daalt de koolstofemissie maar neemt tegelijkertijd het BNP per hoofd toe. Hierdoor stijgt weer het volume van de emissie. De vraagt rijst dan wat er per saldo gebeurt.

Casey en Galor (2017) beantwoorden deze vraag door een tweetal empirische studies te koppelen. De eerste studie betreft een statistische relatie tussen uitstoot van CO2  enerzijds en bevolkingsomvang, het BNP per hoofd en de omvang van de beroepsbevolking anderzijds. De resultaten van deze relatie worden vervolgens gekoppeld aan een tweede studie op basis van een model, dat laat zien wat de economisch en demografische effecten zijn van een daling van de fertiliteit. De koppeling van beide studies maakt het mogelijk de uiteindelijke gevolgen van een daling van de bevolkingsgroei op de emissie van CO2  in kaart te brengen.

Kader 1. Methodologie Casey en Galor (2017)

De eerstgenoemde studie van de auteurs betreft een schatting van de elasticiteit van de emissie met betrekking tot de bevolking, het BNP per hoofd, alsmede het aandeel van de beroepsbevolking. De steekproef bestaat uit jaarlijkse waarnemingen voor 147 landen over de periode 1950-2010. Met behulp van deze elasticiteiten kan worden uitgerekend met hoeveel procent het niveau van de CO2-emissie stijgt bij een bepaalde procentuele stijging van achtereenvolgens de bevolking, het BNP per hoofd en het aandeel van de beroepsbevolking.

Om het effect van een mutatie in de fertiliteit op het inkomen per hoofd en het aandeel van de beroepsbevolking te traceren moet een beroep worden gedaan op een tweede studie. Casey en Galor gaan hiervoor te rade bij een publicatie van Ashraf, Weil en Wilde (2013).  Laatstgenoemde auteurs (in het vervolg aangeduid als AWW) gaan met behulp van een model van de economische groei na wat de gevolgen zijn van een overgang van het midden-scenario van de bevolkingsgroei naar het lage bevolkingsgroeiscenario van de Verenigde Naties. Daarbij wordt naast economische factoren rekening gehouden met demografische aspecten. Bij een daling van de bevolkingsgroei stijgt het BNP of inkomen per hoofd, dankzij een stijging van de kapitaal-arbeid verhouding (het Solow-effect). Een daling van de bevolkingsgroei gaat tevens gepaard met een stijging het aandeel van de beroepsbevolking doordat het aantal kinderen afneemt. Dit heeft een positief effect op het inkomen per hoofd.

De parameterwaarden van het model zijn gebaseerd op micro-economisch onderzoek met betrekking tot de economie van Nigeria. Voor beide bevolkingsprognoses van de VN worden simulaties uitgevoerd met 2010 als beginjaar en 2100 als eindpunt. De resultaten zijn gepresenteerd in de vorm van procentuele veranderingen als gevolg van de overgang van de VN  midden-variant naar de VN lage bevolkingsvariant. Na twintig jaar resulteert een stijging van het inkomen per hoofd met 5,6%, oplopend naar 11,9% na verloop van 50 jaar. Over een termijn van 50 jaar betekent dit een extra groei van de productie per hoofd met 0,225% per jaar. Het aandeel van de beroepsbevolking stijgt licht en is op het hoogste punt 4,5% hoger bij het lage scenario van de bevolkingsgroei in vergelijking met het midden-scenario.

Koppeling van beide empirische studies impliceert dat de resultaten van het AWW-model met betrekking tot bevolking, inkomen per hoofd en het aandeel van de beroepsbevolking worden gecombineerd met de door Casey en Galor geschatte elasticiteiten van CO2-emissies. Op deze manier kan het effect van een lagere bevolkingsgroei volgens de overgang van het VN midden-scenario naar het VN lage scenario op de emissie van CO2  in Nigeria over de periode 2010-2100 worden bepaald. Tevens kan het tijdspad van de emissie op basis van de onderscheiden bronnen in kaart worden gebracht. Het resultaat in de vorm van de verhoudingen tussen de uitkomst van het lage bevolkingsscenario en het midden-scenario is weergegeven in figuur 1.

Zoals blijkt, leidt de stijging van het inkomen per hoofd (GDP per Capita) evenals de stijging van het aandeel van de beroepsbevolking (Working Age) tot een hogere uitstoot van koolstofdioxide. De effecten zijn echter beperkt. Per saldo is de emissie in het lage bevolkingsscenario 10% lager in 2055 en zelfs 35% lager in 2100 dan de emissie in het midden-scenario. Er is dus duidelijk sprake van een win-win situatie.

De resultaten voor Nigeria zijn niet zonder meer te vertalen naar de situatie op het niveau van de wereld als geheel. Dit neemt niet weg dat uit deze studie blijkt dat voor landen met een hoge fertiliteit, zoals in Afrika, bevolkingspolitiek in welke vorm dan ook kan bijdragen aan de mondiale klimaatproblematiek. Dit gaat gepaard met een bescheiden stijging van de welvaart in termen van het inkomen per hoofd van de bevolking in deze landen.

Figuur 1. Relatieve emissie van CO2 totaal en naar oorzaken.

Bron: Casey en Galor (2017)

De vraag rijst in hoeverre de gevonden resultaten overeind blijven als een groot aantal landen in de analyse worden betrokken. Bovendien kunnen met activiteiten gericht op het rechtstreeks terugdringen van CO2-emissies in de beschouwing worden betrokken. In de volgende paragraaf wordt rekening met beide aspecten rekening gehouden

Geïntegreerde beoordelingsmodellen

De emissie van CO2  is op lange termijn bepalend voor de temperatuur aan de oppervlakte van de aarde en daarmee voor het klimaat. Men zou dus klimaatpolitiek kunnen baseren op een gewenste maximale stijging van de temperatuur, maar dan wordt voorbijgegaan aan de kosten die een dergelijke problematiek met zich meebrengt. Voor arme landen kan dit een probleem opleveren, maar ook rijke landen kunnen geïnteresseerd zijn in het kostenvraagstuk. In een zogenaamd geïntegreerd beoordelingsmodel vindt een afweging plaats in economische termen tussen de schade die een verslechtering van het klimaat veroorzaakt enerzijds en de kosten, die moeten worden opgebracht om dit te voorkomen, anderzijds. Het gaat hierbij om afwegingen in het kader van modellen, waarbij verschillende disciplines, zoals economie en geofysica zijn geïntegreerd.

Een vaak toegepast geïntegreerd beoordelingsmodel is DICE (Dynamic Integrated Climate-Economy), ontworpen door Nobelprijswinnaar William Nordhaus (2013). De economische tak van het model is gebaseerd op de neoklassieke groeitheorie. De geofysische tak omvat een relatie, waarbij de uitstoot van koolstofdioxide afhangt van de het gerealiseerde productieniveau. Vervolgens kan met vergelijkingen voor de complete koolstofcyclus de temperatuur worden afgeleid. De hoogte van de temperatuur bepaalt de schade die aan het klimaat kan worden toegeschreven en daarmee zijn we terug bij de economie.

Kader 2. DICE

De oplossing wordt in DICE verkregen door maximalisatie een sociale welvaartsfunctie (SWF). De welvaart in een bepaalde periode hangt af van de consumptie per hoofd en tevens van de omvang van de bevolking in de desbetreffende periode. Dit laatste onder het motto “hoe meer zielen, hoe meer vreugde”. Gemaximaliseerd wordt de contante waarde van welvaart over een oneindige horizon. Dit levert als bijvangst een schaduwprijs op voor de emissie van CO2 (zie bijvoorbeeld Nordhaus, 2019). Deze prijs wordt in de literatuur aangeduid als “the social cost of carbon” en kan als maatstaf dienen voor een belasting op koolstofdioxide.

Scovronick et al. (2017) onderzoeken met behulp van het DICE wat de gevolgen zijn van veranderingen van de bevolkingsgroei op welvaart en klimaat. Daarbij worden de bevolkingsscenario’s van de VN benut om deze gevolgen te traceren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee varianten van de SWF. De eerst variant heeft betrekking op de SWF in DICE, waarbij de welvaart in elke periode wordt gewogen met de omvang van de bevolking. Deze variant wordt aangeduid met TU (Total Utility). In de tweede variant wordt niet gewogen met de omvang van de bevolking en is de welvaart in elke periode uitsluitend afhankelijk van de consumptie per hoofd. In dit geval is sprake van AU (Average Utility).

De auteurs presenteren oplossingen van het model voor een viertal bevolkingsscenario’s. Naast de hoge, midden en lage variant van de VN wordt een Ultra-low variant geïntroduceerd. De uitbreiding van de scenario’s na 2100, het jaar dat de projecties van de VN stoppen, is door de auteurs gemaakt. De beide laatstgenoemde scenario’s laten vanaf 2050 een daling van de bevolking zien. Voor alle bevolkingsscenario’s wordt de sociale welvaart zowel onder TU als onder AU gemaximaliseerd. De resultaten van alle acht scenario’s met betrekking tot tijdspaden van de temperatuur zijn weer gegeven in figuur 2. Dit is wel erg veel van hetzelfde, maar het is niet anders. De ononderbroken lijnen hebben betrekking op de resultaten onder TU en de stippellijnen staan voor de resultaten onder AU. In het begin lopen de paden weinig uiteen omdat de specifieke gevolgen voor de temperatuur zich voornamelijk op lange termijn manifesteren.

Als we naar de wat langere termijn kijken, kan worden geconcludeerd dat dat zowel onder TU als onder AU een kleinere omvang van de bevolking tot een hogere temperatuur en dus tot een slechter klimaat leidt. Dit is een onverwacht resultaat, omdat bij een kleinere bevolking minder CO2  wordt uitgestoten. Maar het betekent ook dat minder middelen nodig zijn voor de reductie van de emissie. De daaruit voortvloeiende reductie van kosten wordt kennelijk opgesoupeerd in de vorm van een hogere consumptie per hoofd. Ook de stijging van de productie per hoofd bij een daling van de bevolkingsgroei (het Solow-effect) draagt bij aan een stijging van de consumptie. Het gevolg van een en ander is een hogere emissie van CO2  bij een daling van de bevolkingsgroei. Vanzelfsprekend zij de effecten ingeval van TU meer uitgesproken dan ingeval van AU, zoals blijkt uit figuur 2.

Figuur 2. Oppervlaktetemperatuur bij diverse bevolkingsscenario’s.

Bron: Scovronick et al. (2017)

De onderscheiden varianten van de SWF leiden tevens tot markante verschillen met betrekking tot de sociale welvaart. In tabel 1 is de uitkomst van de sociale welvaart gepresenteerd voor de scenario’s UN-high en UN-low als percentage van UN-medium, voor zowel TU als AU.

Tabel 1. Sociale welvaart bevolkingsscenario’s in procenten van UN-medium.

Bron: Scovronick et al. (2017)

In het geval van TU verdient het scenario met de grootste groei van de bevolking de voorkeur. De verschillen in sociale welvaart zijn groot vanwege de weging met de omvang van de bevolking. In het geval van AU is de situatie anders en moet worden geopteerd voor een zo lage bevolkingsgroei, maar er wordt door de auteurs niet vermeld dat dit slecht is voor het klimaat (zie figuur 3). Overigens vinden ook Scovronick et al. (2017, p.12342) het resultaat opmerkelijk: “This reveals a tension in the climate literature not previously recognized: to endorse a common policy recommendation in the literature–that population growth should be reduced as a form of climate mitigation–requires an AU-like objective”.

Bevolkingspolitiek met het oogmerk de groei te beperken moet gepaard gaan met de nodige terughoudendheid op het gebied van de materiële consumptie. Alleen dan is een win-win situatie gegarandeerd.

De verschillen in sociale welvaart tussen de bevolkingsscenario’s ingeval van AU zijn echter gering. Dit roept de vraag op of een meer uitgesproken resultaat wordt verkregen als rekening wordt gehouden met een grotere elasticiteit van de emissie van CO2 met betrekking tot de bevolking. In DICE is de elasticiteit van de emissie met betrekking tot de bevolking gelijk aan 0,7. In de studie van Casey en Galor (2017), besproken in de vorige paragraaf, is deze elasticiteit gelijk aan 1,439. Bovendien leidt een stijging van het aandeel van de beroepsbevolking in hun analyse tot extra uitstoot. Voor dergelijke demografische nuances is in DICE geen plaats. In het model is gemakshalve verondersteld dat de totale bevolking samenvalt met de beroepsbevolking. Sovronick et al. zijn hier uiteindelijk niet zo gelukkig mee. In de online Appendix wordt onder verwijzing naar Casey en Galor opgemerkt: ”Our results can therefore be taken as capturing the most basic effects of population and may underestimate the potential climate benefits of reducing population” (Supplementary Information, p. 7).  

Conclusies

Volgens het standaard argument is een reductie van de bevolkingsgroei gunstig voor het klimaat. Met minder mensen daalt de emissie van koolstofdioxide onder gelijkblijvende omstandigheden. Het probleem is dat de omstandigheden niet gelijk blijven. Een daling van de bevolkingsgroei leidt tot een stijging van de productie per hoofd van de bevolking onder meer vanwege een stijging van kapitaal-arbeid verhouding (het Solow-effect). Een stijging van de productie per hoofd genereert extra emissie. Empirisch onderzoek moet dan uitwijzen wat het resultaat per saldo is. Casey en Galor (2017) tonen met behulp van gekoppeld onderzoek aan dat een win-win situatie, waarbij de welvaart in de vorm van de productie per hoofd toeneemt en het klimaat erop vooruitgaat omdat minder CO2  wordt uitgestoten, wel degelijk haalbaar is.

Bij geïntegreerde beoordelingsmodellen, zoals DICE, ontwikkeld door Nordhaus (2013), waarbij de kosten van reductie van de emissie worden afgewogen tegen de economische schade van klimaatverandering, verdwijnt dit inzicht uit beeld. De reden is dat een sociale welvaartsfunctie (SWF) wordt gemaximaliseerd, waarbij de materiële welvaart centraal staat.

Scovronick et al. (2017) gaan met behulp van DICE na wat de implicaties zijn van veranderingen in het tempo van de bevolkingsgroei. Daarbij worden twee varianten van de SWF onderscheiden. In de gebruikelijke opzet wordt de gemiddelde welvaart in elke periode gewogen met de omvang van de bevolking. Het voor de hand liggend resultaat is dat een lagere bevolkingsgroei niet wenselijk is, omdat de sociale welvaart dan lager is. Een dergelijke specificatie van de SWF roept veel kritiek op. Lutz (2017) illustreert dit met het volgende voorbeeld. Een wereld met veel meer mensen, maar met een lagere gemiddelde welvaart dan vandaag, kan bij maximalisatie van de SWF als een te prefereren resultaat uit de bus komen. Deze implicatie staat in de literatuur bekend als de “repugnant conclusion”.

In de andere variant van de SWF laten Scovronik et al. de weging met de bevolkingsgroei achterwege. In dit geval leidt een daling van de bevolkingsgroei tot een hogere sociale welvaart. Dit gaat echter gepaard met een temperatuurstijging en dus met een verslechtering van het klimaat. Deze uitkomst is symptomatisch voor het materiële welvaartsbegrip in DICE en soortgelijke modellen. Bevolkingspolitiek met het oogmerk de groei te beperken moet gepaard gaan met de nodige terughoudendheid op het gebied van de materiële consumptie. Alleen dan is een win-win situatie gegarandeerd.

Met dank aan Jean Frijns, Anton van Nunen, Toon Sanders en Aart de Zeeuw voor hun commentaar op een eerdere versie.    

Literatuur

Ashraf, Q.H., Weil, D.W. and Wilde J. (2013), The effect of fertility reductions on economic growth, Population and development review, 39, pp. 97-130.

Casey, G. and Galor, O. (2017), Is faster economic growth compatible with reductions in carbon emissions? The role of diminished population growth, Economic Research Letters, 12:014003.

Lutz, W. (2017), How population growth relates to climate change, Proceedings of the National Academy of Sciences, 114, pp. 12103-12105.

Nordhaus, W. with Sztore, P. (2013), DICE 2013R: Introduction and User’s Manual, Website: dicemodel.net.

Nordhaus, W. (2019), Climate change: The Ultimate Challenge for Economics, American Economic Review, 109, pp.1991-2014.

Scovronick, N., Budolfson, M., Dennig, F., Fleurbaey, M., Siebert, A., Socolow, R., Spears, D., and Wagner, W. (2017), Impact of population growth and population ethics on climate change mitigation polcy, Proceedings of the National Academy of Sciences, 114, pp. 12338-12343.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik