Back

Artikel

Home

De crisis en het slechte geheugen van economen

30 mei 2013
Onderwerpen: Economisch denken
De crisis roept vragen over vooruitziende blik van economen. Maar hebben economen echt een nieuwe kijk nodig? Nee, niet echt volgens de Groningse economen Bezemer, Brakman en Garretsen. Wat zij wel nodig hebben is een opfriscursus geschiedenis van het economisch denken, waarbij de oude economen als Keynes en Minski aan herwaardering toe zijn. Door geld als een sluier op te vatten is de invloed van geld en schulden steeds meer buiten beeld geraakt terwijl de geschiedenis van crisis leert hoe belangrijk een zicht op bankbalansen is.

Kijk eens in de spiegel

Maar weinig economen zagen de crisis aankomen en eenmaal geconfronteerd met de crisis hebben ze nu geen eensgezinde oplossing om uit de malaise te komen. De periode na de val van Lehman Brothers in september 2008 heeft de reputatie van de beroepsgroep geen goed gedaan. De ene economische onheilstijding volgde op de andere en de economen stonden erbij en keken ernaar, althans dat lijkt de consensus te zijn. Is het dus tijd voor een geheel nieuwe economie, zoals wel voorgesteld wordt? Op zijn minst ligt er de vraag of de zelfverklaarde ‘koningin van de sociale wetenschappen’ niet eens erg kritisch in de spiegel moet kijken. Het antwoord op die vraag is bevestigend, maar niet zozeer omdat de crisis niet werd voorzien of omdat er banken failliet gaan. Wat de huidige economen vooral valt te verwijten is dat ze de lessen van hun eigen klassieke leermeesters over de oorzaken en gevolgen van crises hebben verwaarloosd. De consequentie van deze omissie is dat in de dominante economische modellen een crisis als die van 2008 zich domweg niet kan voordoen en dus ook per definitie niet voorzien kon worden.

Bestuurders eerste verantwoordelijke

Het verwijt dat de wetenschap heeft zitten slapen bij recente faillissementen of schandalen is onterecht. De economische professie zit niet aan tafel in de bestuurskamer als er belangrijke beslissingen worden genomen of bonussen worden vastgesteld. Tenzij men tot de bedrijfsinsiders behoort, heeft een econoom weinig diepzinnigs te melden over de ondergang van een individuele bank of bedrijf. Dat SNS zich heeft vertild aan vastgoed is wellicht de directie van de SNS aan te rekenen, maar niet de economische wetenschap. Zoals zo vaak maken bedrijven fouten en gaan dan soms failliet of moeten door de overheid overeind worden gehouden. Een dergelijke onverstandige bestuursbeslissing is onderdeel van de strategie van een bedrijf maar raakt niet aan de fundamenten van de wetenschap. Als er tot ieders schrik een meteoor op Nederland inslaat heeft wellicht een sterrenwacht zitten slapen, maar het laat de astronomische wetten onverlet.

..en economen ten dele

Een probleem ontstaat als astronomen in hun modellen meteoren zouden vergeten. Daarbij komen we bij het tweede antwoord. Het is de economische wetenschap ten dele aan te rekenen dat al die academische kennis ons niet heeft geholpen bij het voorspellen van de huidige recessie. Er werd door sommige economen echter wel degelijk gewaarschuwd voor een crisis. Het Britse liberale tijdschrift The Economist wees in de jaren voorafgaand aan 2008 op het bestaan van de huizenmarkt bubble in de VS en waarschuwde voortdurend voor de enorme gevolgen van het uiteenspatten van deze zeepbel. Ook waren er gezaghebbende economen die ongerust waren over de instabiliteit van de financiële sector zoals Willem Buiter, James Tobin, Wynne Godley, Robert Shiller, Nouriel Roubini, Raghuram Rajan en Joseph Stiglitz. Maar deze geluiden waren niet dominant in het academische discours of in de beleidspraktijk. Zo stelde in 2005 Alan Greenspan – de toenmalige voorzitter van de Amerikaanse Federal Reserve – nog vlak voordat het in de huizenmarkt in de VS dramatisch misging nog geruststellend vast dat:

"
Where once more-marginal applicants would simply have been denied credit, lenders are now able to quite efficiently judge the risk posed by individual applicants and to price that risk appropriately. These improvements have led to rapid growth in subprime mortgage lending ."

Hij had gelijk dat de hypotheken snel waren toegenomen, maar met betrekking tot de risico’s maakte hij een fatale vergissing, maar hierin stond hij niet alleen; de meeste centrale bankiers waren het destijds met Greenspan eens. Maar voor wie luisteren wilde waren de waarschuwingen echter luid en duidelijk.

De rol van onzekerheid en irrationaliteit

En dat brengt ons bij een overtuigend ‘ja’ op de vraag of de economische wetenschap steken heeft laten vallen. Het gaat hier (helaas) om het kernmodel uit de macro-economie: een algemeen evenwichtsmodel waarin iedereen zich ultra-rationeel gedraagt. Er is in deze modelwereld geen ruimte voor irrationaliteit of onzekerheid. Financiële markten werken perfect, banken en de daarbij behorende vermogenskanalen zijn nauwelijks onderwerp van analyse, voor speculatieve zeepbellen is typisch geen plaats. Het monetaire beleid is gereduceerd tot een simpele renteregel waarbij de gehele financiële sector een black box is en geen zelfstandig onderwerp van analyse. Het klinkt wellicht bizar voor de buitenstaander, maar centrale banken werken met modellen waarin de bankensector zelf ontbreekt. Zaken als de kwetsbaarheid van bankbalansen of de omvang en verdeling van hypotheekschuld – toch belangrijke gegevens voor ook de Nederlandse economie - zul je vergeefs in deze modellen zoeken.

Het gaat hier niet om incidentele missers door een enkele beleidsinstantie. Het basisidee in de conventionele economische modellen is dat bedrijven en huishoudens beslissingen nemen over investeringen en uitgaven, waarna de financiële sector er wel voor zorgt dat het ook gefinancierd wordt. Een zelfstandige dynamiek van banken of aandelenmarkten, met zelfstandige invloed op de economie, wordt uitgesloten. De oorzaken van groei en recessie liggen in deze modellen per definitie buiten de financiële sector. De gedachte is dat als ik ga winkelen, het niet interessant is hoeveel geld ik in mijn portemonnee of op mijn bankrekening heb. Belangrijk is wat mijn inkomen is, en welke voorkeuren ik heb. Daarmee kan mijn koopgedrag verklaard worden. Het geld om ook echt af te rekenen bij de kassa zal er wel zijn; dat te tellen voegt weinig toe aan het inzicht in mijn gedragskeuzen.

Geld is maar een sluier

De vergissing is hier natuurlijk dat mijn bankbalans er wel degelijk toe doet. Geeft de bank mij een ruime hypotheek of goedkoop consumptief krediet, dan geef ik meer uit. Stijgt mijn huis in waarde, dan ben ik geneigd meer uit te geven, ook al is mijn smaak of mijn inkomen niet veranderd. Sta ik ‘onderwater’ (met een huis dat minder waard is dan mijn hypotheekschuld) dan ga ik waarschijnlijk beknibbelen op mijn uitgaven. Dit alles speelt dus geen rol in de conventionele modellen, maar uiteraard wel in de realiteit – vooral nu.

Dit is bovendien een vergissing met een voorgeschiedenis. De economische wetenschap heeft een lange traditie wat betreft het veronachtzamen van geld, schuld en banken. Geld is slechts een ‘sluier over de realiteit’, zoal de Britse econoom Arthur Pigou al in 1949 al schreef. Verwijder het uit je analyse en je hebt een helderder zicht op fundamentele oorzaken van economische groei en stabiliteit, zo is de gedachte. Dus economen modelleren wel consumptie en investeringen, of zelfs rente en geldhoeveelheid – maar niet schuld en balansen. Helaas was dit type model niet alleen dominant in de wetenschap toen de crisis uitbrak, maar dus ook in de wereld van economische beleidsmakers. Bijgevolg kwam in deze kringen de kredietcrisis in 2008 als een donderslag bij heldere hemel. Terwijl schuldopbouw en vermogensprijzen de afgelopen decennia steeds belangrijker werden voor ons economisch wel en wee, speelden ze geen rol van betekenis in de huidige modellen van het Centraal Planbureau of de Nederlandsche Bank. De bekende Britse monetaire econoom Charles Goodhart verzuchtte dan ook ooit over dit type modellen: “It excludes everything I am interested in”.

Vergeten klassiekers

Economen hadden beter kunnen weten. Zeer waardevolle inzichten over het ontstaan van financiële crises werden gaandeweg als achterhaald terzijde geschoven; een naar nu blijkt wel zeer kostbare vergissing. Keynes, en zijn latere leerling Minsky, benadrukten al dat financiële markten een eigen invloed op de economie hebben. Het probleem met Minsky is dat hij met zijn goeddeels verbale analyse het academische tij na de Tweede Wereldoorlog tegen had waarin alleen wiskundige modellen serieus werden genomen. De kern van zijn visie is dat instabiliteit ingebakken zit in ons economisch systeem juist omdat we geld, schuld en banken hebben. In kapitalistische economieën wordt immers voortdurend geïnvesteerd met geleend geld, via banken en aandelenmarkten. Dat is een krachtige impuls is voor continue expansie en innovatie. De kapitalistische markteconomie is een tot dusverre ongeëvenaard systeem als het gaat om het verhogen van onze levensstandaard. Maar, en dit was Minsky’s hoofdpunt, wel een systeem met een keerzijde. Het gevaar schuilt hierin, dat niemand de toekomst kent en investeringen dus gebaseerd worden op verwachtingen ten aanzien van toekomstig rendement. Worden we dus te optimistisch of zelfs overmoedig, dan gaan we te veel lenen om te veel te investeren in (bijvoorbeeld) ICT technologie of huizenmarkten. Dat lijkt een tijdje goed te gaan: er vloeit veel geld in huizen- of aandelenmarkten, waar dus de prijzen stijgen. De verwachting maakt zichzelf waar! Sommige waarnemers constateren weliswaar dat prijzen wel erg snel stijgen, maar in plaats van bezorgd te zijn over een mogelijke speculatieve zeepbel wordt de ongerustheid weggerationaliseerd. Er wordt dan gewezen op speciale omstandigheden zoals ‘een nieuwe economie’, waardoor de wereld heel anders dan vroeger zou zijn, en vermogensprijzen die vroeger als excessief werden bestempeld dat nu hoegenaamd niet meer zijn. De sussende rationalisatie van dergelijke prijsexplosies is een algemeen kenmerk van een speculatieve zeepbel. Dit drijft de schuldniveaus en de prijzen verder op.

Onvermijdelijk stoppen de prijsstijgingen op enig moment, als het verschil tussen de speculatieve prijs en de onderliggende waarde al te duidelijk wordt. Paul Krugman noemde dit het ‘Minsky-moment’. Uitgaven worden plotseling stopgezet en dan hebben we een fors lagere economische groei maar met inmiddels wel hoge schulden. Daar willen we dan vanaf, en dus gaan we allemaal tegelijk sparen, vermogenstitels verkopen en schulden aflossen. Maar omdat iedereen dit tegelijk doet, nemen de bestedingen af en zal de verkoop van vermogenstitels de prijs ervan doen dalen (beurscrash) en te weinig opleveren, met verdergaande bestedingsvermindering als gevolg. De gevolgen hiervan kunnen nog verergerd worden door hard bezuinigende overheden die in plaats van extra te gaan besteden het ‘huishoudboekje’ sluitend willen maken. Het gevolg van deze ‘spaarparadox’ (een Keynesiaans basisinzicht) is een zichzelf versterkende economische crisis.

Bekend verhaal, nietwaar? En inderdaad is dit een zich steeds weer herhalend scenario – van de Nederlandse tulpengekte die in 1637 dramatisch eindigde, tot de wereldwijde huizenzeepbel die in 2007 barstte. Minsky legde uit dat ook dit niet toevallig is. Juist omdat mensen hun verwachtingen baseren op resultaten uit het verleden (waarop anders?), worden ze keer op keer weer te optimistisch en, na het knappen van de speculatieve zeepbel, vervolgens weer te pessimistisch. Via de bijbehorende fluctuaties in hun financiële investeringen en schulden vertaalt zich dit in eerst hoge groei en dan weer recessie. Die dynamiek zit dus ingebakken in ons gedrag en in het bestaan van de financiële en vastgoedmarkten waarop schulden gecreëerd en investeringen gedaan worden. Daarom hebben we keer op keer boom en bust cycli. De les uit de huidige crisis is dat de financiële sector er wel toe doet. Je zou denken dat dit een gegeven is waar beleidsmakers maar beter rekening mee kunnen houden. Maar dat doen ze dus niet – daarin gesteund door wetenschappelijke modellen zonder geld, schuld en financiële markten, waardoor ze immuun lijken voor het ‘Minsky-moment’.

Modellen laten essentie weg

Deze modellen gaan immers uit van de keuzes van een individu. Daarmee verliezen ze de werking van het systeem uit het oog. Het probleem is dat zolang de prijzen stijgen, het voor speculanten tot het einde toe rationeel om het spel mee te spelen, terwijl het voor de economie als geheel uiteindelijk desastreus is. Ook als de zeepbel knapt en men met de schulden blijft zitten, is het voor ieder afzonderlijk rationeel om minder te besteden en schulden af te betalen. Maar voor de economie als geheel betekent dit vraaguitval en recessie. Een land kan dus door rationeel gedrag een recessie in worden gesleurd – iets wat in de wereld van de dominante bank- en schuldenloze modellen eenvoudig niet bestaat. Paul Krugman constateerde nog onlangs: 

"een opvallend gebrek aan modellen die onze zorgen over schuld een plaats geven. Zelfs nu nog gebeurt de meeste analyse (ook de mijne) in modellen met een representatief individu. Zulke modellen kunnen per definitie niets zeggen over de gevolgen van het feit dat sommigen schulden hebben en anderen tegoeden." 

Deze irrationaliteit als gevolg van rationele beslissingen; groei en recessie door schuldopbouw en schuldafbetaling – zijn zaken die in de gangbare modellen niet meer bestaan omdat ze al lang voor 2008 naar de zijlijn waren verdrongen. Dit toe te geven, zoals Krugman doet, is een zeldzaamheid.

Het weglaten uit de modellen van schuldgroei en –krimp, en van de instabiliteit die eruit voortvloeit, wordt soms verdedigd met het argument dat het hier gaat om uitzonderlijke gebeurtenissen. De modellen moeten immers niet de uitzonderingen, maar juist de gewone dagelijkse praktijk in modelvorm vangen. Wie echter de moeite neemt crises uit het verleden onder de loep te nemen, komt al snel tot andere conclusies. Financiële crises zijn verre van zeldzaam en lijken erg op elkaar, ondanks de steeds weer nieuwe ad hoc rationalisaties. De huidige financiële crisis mag dan qua schaal ongekend zijn, de basismechanismen ter verklaring van de crisis zijn goeddeels gelijk aan die van de eerste de beste bancaire crisis uit de negentiende eeuw, zoals Reinhart en Rogoff in hun This Time is Different overtuigend laten zien. Instabiliteit is normaal en evenwicht is dat niet, en dat komt omdat we een economie gebaseerd op schulden hebben. De zogeheten algemeen-evenwichtsmodellen zijn in dit opzicht misleidend.

Geld speelt een rol

Een terecht verwijt aan economen is dus het te lang negeren van de zelfstandige invloed van de financiële sector op het functioneren van de economie. De huidige crisis heeft een evidente financiële oorsprong en dit heeft de economen met de neus op de feiten gedrukt; de financiële sector is niet neutraal maar heeft een zelfstandige en mogelijk zeer schadelijke invloed op de economie. Economen die deze inzichten tegen de hoofdstroom in wel overeind en levendig hebben gehouden werden naar de wetenschappelijke periferie verdrongen en hadden weinig invloed op modellen, beleid en bezuinigingen. Hyman Minsky mag dan door economen als Paul Krugman nu als hun ‘crisisheld’ worden gezien, voor 2008 werden Minsky’s ideeën genegeerd door de smaakmakende goegemeente in economenland inclusief Krugman zelf.

Tijd voor hernieuwde kennismaking

Ten onrechte, naar nu blijkt. De grote les van de crisis voor economen is dus de (her)ontdekking van hun eigen intellectuele geschiedenis, en dat zou bescheiden moeten stemmen. Helaas valt die les wel samen met een voor de naoorlogse periode ongekende crisis. Die is dus voor een deel te wijten aan collectief geheugenverlies van de beroepsgroep die het grote publiek sinds het uitbreken van de crisis zogenaamd precies weet te vertellen hoe het allemaal zo gekomen is. Met die bescheidenheid wil het dus nog niet zo vlotten. Het is daarbij niet zozeer tijd voor een geheel nieuwe economie, als wel voor hernieuwde toepassing van klassieke inzichten.

* Dit artikel verscheen eerder in De Groene Amsterdammer van 23 mei 2013.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik