Bankier bashing
Bankier zijn is niet leuk meer. De publieke opinie heeft zich tegen het beroep gekeerd. De bankier is een amorele graaier die het contact met de
werkelijkheid heeft verloren; soms lijkt hij zelfs een apart mensentype te zijn. "Wij" hebben allang door dat de hele wereld is veranderd sinds de
financiële crisis. De bankier blijft maar doen alsof die mooie wereld van toen niet is ontmaskerd als een asociale en onrechtvaardige wereld. De bankier is
niet zomaar een parasiet, hij is een ongevoelige, harteloze en arrogante parasiet. Wij hebben daarom het volste morele recht hem hard aan te pakken.
Kapitalisme is niet veranderd
Dit commentaar is geen apologie voor de bankier. Toch wil ik kanttekeningen plaatsen bij de idee dat sinds de financiële crisis alles is veranderd en dat
we een collectief recht hebben schande te spreken van de bankier. In historisch en globaal perspectief is de opmerking dat "alles anders is sinds de
kredietcrisis" hoogst merkwaardig. Dat het kapitalisme een onrechtvaardig systeem is dat sommige mensen sterk bevoordeelt en anderen sterk benadeelt, weten
we al sinds Marx. De armen in de Derde Wereld kunnen erover meepraten. De financiële crisis is wat betreft niets nieuws. Het "nieuwe" zat er vooral in dat
de Westerse middenklasse zich niet meer kon heugen dat het systeem ook wel eens in haar nadeel zou kunnen werken; dat zij aan de kant zou kunnen zitten
waar de klappen vallen. Het is een pijnlijke en onthutsende ervaring die de rest van de wereld al vele decennia kent. De praktijk van de vrije markt is
altijd ver achtergebleven bij het mooie ideaal van eeuwige groei en altijd maar beter voor iedereen, dat economen maar blijven verkondigen. Het kapitalisme
is inherent onrechtvaardig. En dat het nu de Westerse middenklasse een bloedneus heeft geslagen, is niet "net goed", maar het is ook geen reden om met
zoveel verontwaardiging de bankiers moreel de maat te nemen.
Ontwijking moraliteit
Zijn "wij" in moreel-cultureel opzicht nu zo veranderd sinds de kredietcrisis? We leefden voor de crisis in een moreel sceptische tijd en dat doen we nog
steeds. Een kenmerk van de sceptische tijd is dat we erg veel moeite hebben de moraal serieus te nemen als moraal. Zodra we iemand moreel aanspreken, dan
"is dat ook maar een mening", dan zijn alle waarden en normen "relatief " en "subjectief" en dan is het onmiddellijk de vraag waar iemand het recht vandaan
haalt dat "opgeheven vingertje" op te steken. En "zolang dingen juridisch niet verboden zijn, zijn ze toegestaan, toch?" In een dergelijk klimaat is elk
beroep op moraliteit vergeefse moeite en heeft iedereen altijd wel een excuus klaar om linksom of rechtsom de moraliteit te passeren. Dit is vooral
problematisch omdat het wezen van de menselijke immoraliteit de onverschilligheid is. We proberen de moraliteit te ontwijken door onszelf excuses te geven
op grond waarvan het terecht is om niet moreel te hoeven handelen. In een sceptische tijd liggen de excuses voor het oprapen. Het is toch allemaal maar
relatief, subjectief of een arrogant, bemoeizuchtig wijsvingertje. In een moreel sceptische tijd is er daarom eigenlijk geen grond om de bankier moreel de
maat te nemen. De bankier is exemplarisch voor zijn tijd. Zijn houding is het logische doel van het pad dat het morele scepticisme effende.
Moreel sceptische cultuur
Een kenmerk van een moreel sceptische cultuur is dat men daarin alle geloof in mensen verliest. De afname van dit geloof is inherent verbonden met de
onmogelijkheid de moraal serieus te nemen. Mensen zijn niet moreel en dus is het volstrekt naïef te geloven in mensen. In de moreel sceptische cultuur
heerst wantrouwen en minachting. Het wekt daarom geen verbazing dat bijvoorbeeld Joris Luyendijk in zijn analyse inzet op betere regels en betere wetten.
In een moreel sceptische tijd zou hij zich met elk ander voorstel belachelijk maken. Voorstellen waarin ook maar het minste geloof in moraliteit of mensen
doorklinkt, zijn naïef. De bankiers zijn moreel verloren. Alleen van wetten en structuren is nog heil te verwachten.
In het denken over oplossingen loopt de moreel sceptische cultuur echter tegen zijn grenzen aan. Men kan wel roepen "betere regels en betere wetten" maar
wie moet die maken? Dat zijn dan toch weer mensen - politici wel te verstaan. En waarom zouden die een haar beter zijn dan de bankiers? We hoeven niet eens
antropologisch onderzoek te doen naar de werking van politiek Den Haag. We weten allang dat daar alleen maar zakkenvullers actief zijn. Graaiers en
kortzichtige sujetten zonder enige integriteit! Wie gelooft nog in het bestaan van "de moedige politicus" waarop Luyendijk wil inzetten? Het morele
wantrouwen en de minachting die nu de bankiers ten deel valt, is twee decennia geleden al over de politiek is uitgestort. In zo verre House of Cards ons beeld weergeeft van de politiek, is het geen fictie maar realiteit. In een moreel sceptische cultuur is de moedige politicus
dus kansloos. Vroeger of later laat een tegenstander of een cynische journalist hem struikelen over een ongelukkige reisdeclaratie of een dure fles wijn.
Doorbreek het clichébeeld
Als de bankierswereld moet veranderen en als de "moedige politicus" onze enige oplossing daarvoor is, dan zullen we ook in politici moeten durven geloven.
Maar dat vereist een geloof in mensen dat onverenigbaar is met moreel scepticisme. Het geloof in mensen is ook onverenigbaar met het creëren van vijandige
cliché beelden zoals die nu rondom "de bankier" en "de politicus" worden gemaakt. Het ombuigen van een dergelijke cultuur vereist het vermogen van de baron
van Münchhausen: jezelf aan de eigen haren omhoog hijsen. Een eerste stap van deze schier onmogelijke opgave is juist die vijandige clichés te doorbreken.
We hoeven niks van het gedrag van de bankier goed te praten om toch te kunnen erkennen dat de manier waarop hij zijn gedrag goedpraat niet verschilt van de
manier waarop we zelf ons eigen gedrag goedpraten.
* Een bewerkte versie van dit artikel verscheen zaterdag 18 april in het Financieele Dagblad.