Back

Artikel

Home

Banken aan het stuur, politiek op de achterbank

5 feb 2014
Onderwerpen: Financiële markten
bankier Politici doen alsof zij de banken in handen hebben, maar dat is niet meer geloofwaardig. In plaats van banken te dwingen zich op te splitsen in nutsbanken en investeringsbanken, wordt het aan banken zelf overgelaten om de boel niet uit de hand te laten lopen. Steeds opnieuw blijkt dat politici na een hoop gepraat precies doen wat de banken hen voorstellen, stelt Dik Degenkamp.

Banken in de lift

Banken doen het goed de laatste tijd op de beurs. Dat is begrijpelijk, want de gewone belastingbetalers hebben hen uit de modder getrokken en ze kunnen nu zo goed als ongestoord op de oude weg voortgaan. Structureel wordt de sector niet aangepakt en wat er aan maatregelen wordt genomen is boterzacht en wordt pas over jaren ingevoerd of nu al versoepeld.

Versoepeling kapitaaleisen

Het Basel-comité heeft namelijk begin januari de kapitaaleisen voor de banken versoepeld; de zoveelste overwinning voor de bijna onoverwinnelijke bankensector. Economen hebben zelfs een mooie naam voor dit verschijnsel: ‘capture’, de overheid als gevangene van belangengroepen. Deze versoepeling zit onder andere in een andere soepele definitie van de zogenaamde leverage ratio. Dat is de befaamde hefboom.

Een korte uitleg voor niet-economen. Ik koop met eigen geld een boek voor 10 Euro en verkoop dat voor 11 Euro, winst op eigen geld 10%. Nu leen ik 90 Euro en met 10 eigen geld koop ik 10 boeken voor 100 en verkoop ze voor 110. De winst is nu 10 in plaats van 1; op eigen geld maak ik nu geen 10 maar (haast) 100%! Ik moet natuurlijk wel rente betalen over het geleende geld, maar fiscaal wordt geleend geld (vreemd vermogen) vaak veel vriendelijker behandeld dan eigen geld (eigen vermogen); dus in plaats van 10% winst op het eigen geld kun je wel rekenen op 70 á 80%. Zo werkt de hefboom omhoog, maar als het tegen zit net zo hard omlaag. En hoe minder eigen geld in zaken wordt gestopt, hoe groter de toppen en de dalen.

Zo werkt het ook bij banken en daar was de verhouding niet 1 op 9, eigen geld op vreemd geld, maar 1 op 33 of nog meer. Dat is geen leverage maar great leverage. En laat nu net voor de Bank for International Settlements de Amerikaan Alan M. Taylor een uitermate interessante studie onder deze titel te hebben gepubliceerd (Taylor 2012). Terecht schrijft Taylor dat deze tijd ‘different’is, maar in een andere betekenis dan die welke Greenspan c.s. aan deze term gaven. De zogenaamde ontwikkelde landen hebben in betrekkelijk korte tijd een financieel waterhoofd ontwikkeld. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw startte de deregulerings- en schuldenboom met – zoals wij nu weten – desastreuze gevolgen.

Feitelijke gevolg van dit alles is dat na een krediet-uitbarsting in zowel de publieke als de private sector, zowel de ‘normale’ als de financiële recessie langer duren. In de praktijk was sprake van teugelloos topbankieren. In Europa was geen sprake van bovennationaal toezicht en in Nederland klungelde (DSB-bank) of sliep (SNS) de Nederlandsche Bank, om in een te laat stadium wakker te schrikken. Van het verleden is in Nederland niets geleerd; of moeten wij zeggen dat iedereen dondersgoed wist wat gebeurde, maar dat de banken de macht in handen hadden en nog steeds hebben? Al lang geleden heb ik gepleit dubbelrollen in het economisch leven te elimineren; het levert schizofrene situaties op.

Om drie uur op de golfbaan

De vorige grote crisis van de jaren dertig ligt wat dieper in het geheugen. Maar wie zich een beetje verdiept in de geschiedenis kan zien dat in de Verenigde Staten toen de bankzaken structureel zijn aangepakt. De Glass-Steagall Act haalde de zogenaamde commercial en de investment banks echt uit elkaar. De commercial banks, in Nederlands nutsbanken halen deposito’s op, kort en wat minder kort lopend geld en zetten dit op langere termijn uit. Een betrekkelijk ‘saaie’ tak van financiële ‘sport’; laag risico met bijbehorend ontbreken van superrendementen, maar ook geen diepe dalen. Voor die banken gold de 3-6-3-regel, op spaargeld 3% rente geven, hypothecair uitlenen tegen 6% en om 3 uur op de golfbaan.

Hoe anders bij de investment banks; hier het snelle grote geld, financiële instrumenten, emissieovernames, financiering van gewone overnames van ondernemingen et cetera. Volgens Glass-Steagall mochten de twee soorten banken niet op elkaars terrein komen; zij mochten en konden elkaar niet besmetten. Een uitstekende regeling, die ook goed heeft gewerkt, maar onder invloed van de neoliberale dereguleringshausse in 1999 ten onder is gegaan.

Volgens de Belgische econoom De Grauwe is deze splitsings-aanpak, ook wel ‘narrow banking’ genoemd, de enige aanpak die zal kunnen werken. Het feit dat commercial en investment banks zich op elkaars terrein konden begeven vormde in De Grauwe’s woorden een "lethal combination" (De Grauwe 2010). Hij heeft dan ook – en mijns inziens terecht – geen goed woord over voor de aanpak in de Basel-akkoorden waarin uitsluitend minimale eigen vermogenseisen worden vastgesteld, maar waarin van echte splitsing geen sprake is. Die kapitaaleisen stellen verder bijzonder weinig voor. En, zoals hiervoor reeds is vermeld zijn die minimale eisen ook nog eens versoepeld. Die Basel-aanpak zal dus niet werken; er is sprake van fantoom-bestrijding. De financiële sector moet structureel veranderen dus geen verzekerbanken meer en verder een echte splitsing van nuts- en zakenbanken. Maar gaan wij naar het iets nabijere verleden, dan zullen wij zien dat hier niets van zal komen en dat het business as usual wordt, tot voordeel van weinigen en tot voorspelbare grote schade voor velen.

Hoe spelen de banken het toch klaar?

De meest eenvoudige verklaring voor het winner takes all-spel van de banken is de slogan ‘geld is macht’. Maar het proces kan wel een beetje concreter worden beschreven. Op nationaal niveau hebben wij eerst de parlementaire commissie De Wit gehad. Die adviseerde om de banken niet echt te splitsen, maar om een hek te zetten om de risicovolle activiteiten, het zogenaamde ringfencing. Op Europees niveau is vooral van belang het zogenaamde Liikanen-rapport; ook die club pleitte niet voor een volledige splitsing van nuts- en zakenbanken, voorgesteld werd een juridische constructie waarin een topholding zowel nuts- als zakenbanken onder zijn vleugels zou krijgen.

Hier komen wij voor de eerste keer de heer Wijffels tegen, een haast alomtegenwoordige lobbyist voor het bankwezen. Met mooie praatjes over maatschappelijk verantwoord ondernemen en ‘sustainable finance’ slaagt hij erin wetgevingsonweer voor de banken te verijdelen. Niet dat er niet een tsunami van geschreven recht op de banken is neergedaald, maar het nuttig effect daarvan kan zeer worden betwijfeld als gevolg van het ontbreken van echt structurele wijzigingen van de sector. Wijffels komen wij ook weer tegen in de Commissie Structuur Nederlandse Banken. Die commissie publiceerde in juni 2013 het rapport “Naar een dienstbaar en stabiel bankwezen”, gefabriceerd onder voorzitterschap van dezelfde Wijffels. Ook die commissie kiest voor zogenaamde universele banken, dus geen bankensplitsing. Ter versterking van de kapitaalpositie van de banken wordt in het voorbijgaan geadviseerd de bankenbelasting te heroverwegen. Die maakt het volgens de commissie moeilijker het eigen vermogen van de banken te versterken. Een slap rapport en een nog slapper lid van die commissie die zich al snel gedeeltelijk van het rapport distantieerde (Arnoud Boot).

Ook de Nederlandsche Bank is tegen splitsing. Gesteld wordt dat het een “onmogelijk systeem” is en zakenbanken geen financiers zullen vinden, een volstrekt onbewezen stelling. Ook een rare stelling, in aanmerking genomen het feit dat juist de zogenaamde ‘funding gap’ (het tekort aan deposito’s bij banken) door velen als een probleem wordt gezien. Het spaargeld van de mensen zit namelijk voor een belangrijk deel bij de pensioenfondsen en dat geld moet naar de veilige nutsbanken en niet naar de zakenbanken worden gesluisd. Maar ook het kabinet voelt niets voor splitsing; het streeft naar een “solide, transparante, integere en concurrerende bankensector, die de klant centraal stelt en dienstbaar is aan de reële economie”, maar men sluit zich aan bij Liikanen, dus geen echte splitsing (Ministerie van Financiën 2013).

Zelfregulering is vrijbrief

Eind januari is ook de Europese Commissie definitief door de knieën gegaan.Voor banken gaat geen ‘te groot’gelden en nationale toezichthouders mogen beslissen of interne ‘hekjes’ moeten worden aangebracht. En zo modderen we voort, met zelfregulering in de vorm van allerlei codes. ‘Zelfregulering’, terecht door Willem Buiter een oxymoron genoemd. Die codes hanteren het zogenaamde comply or explain principe. Dat principe houdt in dat als je je in strijd met de regels gedraagt, je je volgens dat principe toch aan de regels houdt als je maar uitlegt waarom je je niet aan de regels houdt. Een kwaadaardige nieuwvorming in het recht, waar de direct belanghebbenden uiteraard bijzonder enthousiast over zijn. Dit soort regels doet zeker geen pijn. Dat geldt ook voor de nieuwe liturgie die is ingevoerd voor bankiers: de bankierseed. Twee vingers in de lucht kost niet veel en doet zeker ook niet veel. De enigen die profiteren van deze ontwikkelingen zijn organisatoren van congressen, juridische specialisten, uitgevers en uiteraard de banken. Politici doen alsof zij de zaak in de hand hebben; steeds minder mensen geloven dat.

Referenties

Commissie Structuur Nederlandse Banken, Naar een dienstbaar en stabiel bankwezen, juni 2013.

Grauwe, Paul de, The banking crisis: causes, consequences and remedies, in 'De kredietcrisis', red. N.E.D. Faber e.a., Kluwer 2010.

Ministerie van Financiën, 2013, brief dd 23-8-2013 aan Tweede Kamer, Den Haag.

Taylor, Alan M., 2012, The great leveraging, BIS working paper 398, BIS, Bazel.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2024 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik